H5 Biomoleculen 5.4 & 5.5

Biomoleculen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Biomoleculen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan ik..
  • de bouwstenen van eiwitten benoemen.
  • de verschillende structuren van eiwitten herkennen.
  • de drie groepen lipiden en hun functies benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten en Vetten

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten 
Meest voorkomende moleculen in cellen!

Zitten onder andere in vleeswaren, eieren, vis en noten

Zijn opgebouwd uit lange ketens (polymeren) van aminozuren.

 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aminozuren
Zijn de bouwstenen van eiwitten en bestaan uit C, H, O en N. In sommige komt zelfs zwavel (S) voor.

Er bestaan 28 verschillende aminozuren, waarvan 22 gebruikt worden bij de opbouw van eiwitten! 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aminozuren
Organismen kunnen de benodigde aminozuren voor de opbouw van eiwitten zelf maken uit voedsel. 

Indien dit niet kan maar het kant en klaar uit voedsel gehaald moet worden spreken we van een essentieel aminozuur. 

Het lichaam kan ongeveer twaalf van de 22 aminozuren zelf maken! 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aminozuren
Bestaan in verschillende geïoniseerde vormen, afhankelijk van de pH. Er zijn twee ioniseerbare groepen: de aminogroep (-NH2 -> NH3+) en de carboxylgroep (COOH -> COO-). 

In neutraal milieu zijn beide groepen geïoniseerd, dit heet het zwitterion 
(draagt zowel een positieve als negatieve lading) 

Welk groep geïoniseerd is, zal afhangen van de pH.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welk monomeren zijn eiwitten opgebouwd? In welk atoom onderscheidt dit monomeer zich van een monosacharide?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoeld men met een zwitterion?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met essentieel aminozuur?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Di-, tri- en polypeptiden
Tussen twee aminozuren kan een verbinding vormen onder onttrekking van water. Zo'n binding heet peptidebinding. 

Uiteindelijk kan er op dezelfde wijze een polypeptide gemaakt worden.

Door de 22 aminozuren in verschillende aantallen en in verschillende volgorde aan elkaar te koppelen is er dus een oneindig aantal polypeptide ketens mogelijk!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van polypeptide tot eiwitten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Denaturatie van eiwitten

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaat een peptidebinding door hydrolyse of condensatie
A
hydrolyse
B
condensatie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoeld men met de primaire & secundaire structuur van een eiwit?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt de ruimtelijke structuur van een eiwit in stand gehouden?
A
door hydrolyse en condensatie reacties
B
door H- en S- bruggen
C
alfa helix en beta sheets
D
peptide bindingen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelt men met denaturatie van enzymen? Waarom kan hoge koorts levensbedreigend zijn?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lipiden
Vormen een heterogene groep anorganische verbindingen. 

Bestaat uit C- en H- atomen en hebben een apolair karakter (lossen slecht op in H2O).

Worden in drie groepen verbeeld: triglyceriden, fosfolipiden en steroïden.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Triglyceriden
Zijn vooral bedoeld als energieopslag. Het vet wordt opgeslagen in het vetweefsel. Het opgeslagen vet dient vervolgens als steunmateriaal voor verschillende organen en als isolatiemateriaal bij warmbloedige dieren. 

Zijn opgebouwd uit glycerol en vetzuren

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Triglyceriden
Glycerol is van nature een zoetmakende, stroperige stof, bestaande uit drie C-atomen met aan elk een OH-groep.

Vetzuren zijn C-ketens met aan het eind een COOH-groep. Dierlijke vetten hebben een hoge % vetzuren met enkelvoudige bindingen. Dit zijn de verzadigde vetzuren 

Glycerol is hydrofiel en de vetzuren hydrofoob. Hierdoor slecht oplosbaar in H2O

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de algemene eigenschap van lipiden?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Triglyceriden zijn opgebouwd uit twee typen moleculen.Welke? Wat is de belangrijkste functie van triglyceriden?
A
glycerol, vetzuren en energie opslag
B
glycerol, vetzuren reservevoedsel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom blijft vet op water drijven?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen verzadigde en onverzadigde vetten?
A
verzadigd heeft dubbele binding
B
onverzadigd heeft dubbele bindingen
C
onverzadigd heeft enkele bindingen
D
verzadigd heeft geen binding

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fosfolipiden
Bestaat uit glycerol met twee vetzuren en een fosfaatgroep.

Aanwezigheid van een fosfaatgroep maakt het molecuul hydrofiel terwijl de vetzuren hydrofoob zijn.

In een waterig milieu zullen de vetzuren naar elkaar keren en de fosfaatgroep en glycerol blijven naar buiten steken. 

Slide 26 - Tekstslide

Onverzadigde vetzuren hebben een of meerdere dubbelen bindingen. Dit type komt vooral voor bij plantaardige vetten.  
Steroïden
De basis van deze moleculen is het steraanskelet. Bestaande uit drie zesringen en een vijfring met in totaal 17 C-atomen.

Door aanwezigheid van hydrofiele OH-groepen en hydrofobe C-ketens, zijn ook steroïden slecht oplosbaar in water. 

Slide 27 - Tekstslide

Er zijn verschillende steroïden met zijketens aan C17 en met een of meer OH-groepen bijvoorbeeld aan de C3. Ook kunnen er dubbele bindingen in voorkomen. 
Steroïden
Belangrijkste steroïden in dierlijke organismen zijn cholesterol, galzuren en steroïdhormonen. 

  • Cholesterol zit (naast fosfolipiden) in de meeste membranen en zorgt voor vloeibaarheid hiervan. 
  • Galzuren spelen een rol bij de emulgatie van voedingsvetten. 
  • Steroïdhormonen zijn de geslachtshormonen en hormonen van de bijnierschors, zoals cortisol.

Anabole steroïden zijn synthetische steroïden, afgeleid van testosteron. Ze hebben een prestatieverhogende werking door de vergroting van de spiermassa.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk maakt fosfolipiden zo geschikt als bouwsteen van membranen?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De structuurformule van steroïden lijkt niet op triglyceriden of fosfolipiden. Toch worden ze tot de lipiden gerekend. Waarom?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee steroïden in het menselijk lichaam?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies