In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H1.9
Spelling
Welkom!
1HV
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
''...'' leestekens en aanhalingstekens op de juiste plek in een zin plaatsen.
''...'' de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (PV-TT-EV) en meervoud (PV-TT-MV) bepalen en gebruiken.
Planning
Terugblik
PV-TT-EV en -MV
Ik-vorm(+-t)
Leestekens
Aanhalingstekens
Boekopdracht 1
Huiswerk / Leestijd
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Wat hebben we vorige week gedaan?
Slide 3 - Woordweb
1.9 Spelling p.58-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
PV-TT-EV
Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud heeft 2 vormen:
1. de ik-vorm
2. ik-vorm+-t
Slide 4 - Tekstslide
1.9 Spelling p.58-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
1. De stam maak je door van het hele werkwoord (infinitief) '-en' af te halen. (ik-vorm)
Soms moet je de stam aanpassen.
Hele werkwoord (infinitief)
Stam
Ik-vorm
Werken
Werk
Ik werk.
Fietsen
Fiets
Ik fiets.
Typen
Typ
Ik typ.
Lopen
Lop
Ik loop.
Verhuizen
Verhuiz
Ik verhuis.
Spellen
Spell
Ik spel.
Slide 5 - Tekstslide
1.9 Spelling p.58-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
Ik-vorm gebruik je bij:
ik: Ik loop. Ik vind een euro op straat
je of jij achter de pv: Verhuis jij? Kom je?
gebiedende wijs: Ren! Pas op!
Ik-vorm+-t gebruik je bij:
je of jij voor de persoonsvorm: Je werkt. Jij blijft.
hij/zij/het + andere woorden in enkelvoud: Hij werkt. Ze blijft. De docent vertelt.
Je krijgt geen -t als je vervangen kan worden door jij. (Kom je?)
Je krijgt wel -t als je vervangen kan worden door jouw. (Komt je buurmeisje spelen?)
Slide 6 - Tekstslide
1.9 Spelling p.58-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
PV-TT-MV
Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud is hetzelfde als het hele werkwoord.
Hele werkwoord (infinitief)
wij/jullie/zij
Lopen
Wij lopen.
Verhuizen
Jullie verhuizen.
Rennen
De spelers rennen.
Slide 7 - Tekstslide
Werken
Ik werk hard voor school.
Hij werkt hard voor school.
Wij werken hard voor school.
Is het pv ev of mv?
mv - hele ww
ev - stam(+t)
1.9 Spelling p.58-63
Slide 8 - Tekstslide
1.9 Spelling p.58-63
Leestekens
Leesteken
Waar?
Voorbeeld
punt
.
aan het eind van een gewone zin
We beginnen vandaag met de wiskunde.
vraagteken
?
aan het eind van een vraagzin
Heeft iedereen genoeg gegeten?
uitroepteken
!
na een uitroep of een bevel
Wat een ongelooflijke troep! Stop daarmee!
komma
,
1. bij een opsomming
2. in een samengestelde zin tussen 2 persoonsvormen
3. tussen 2 bijvoeglijke naamwoorden
1. Ik houd van kip, patat, salade en appelmoes.
2. Als je veel oefent, word je een betere speller.
3. Een mooie, grote, rode ballon.
Slide 9 - Tekstslide
1.9 Spelling p.58-63
Aanhalingstekens
Plaats je voor en na een zin of woord. (na het leesteken)
- '...'
- ''...''
Aanhalingstekens...
Voorbeeld
Als je iemand citeert
(letterlijk opschrijven wat iemand heeft gezegd)
De leraar zei: ''Pak allemaal je mobiel en stuur me een appje.''
Als je een stukje van iemand anders letterlijk overneemt.
In het verslag schreef de brugklasser 'Ik vond het brugklaskamp geweldig.'
Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
Hoe spel je 'coach' eigenlijk?
Slide 10 - Tekstslide
Boekopdracht 1 - 'Een dagboek bijhouden van je personage'
Voor deze opdracht ben je natuurlijk een leesboek nodig. Als eersteklasser kies je minimaal voor een niveau 1 boek.
https://12-15.jeugdbibliotheek.nl/home.html
Waarin moet ik schrijven? - Word, Google Documenten of Pages. Maak een bestandje aan: 'Dagboek van ...' (naam personage) (bijvoorbeeld: 'Dagboek van Dolf - Willem Gaal, K1B'. Je kan dan steeds aanvullen in één bestand. Wel goed opslaan! Later kan je een mooie voorkant erbij maken.
Wat moet je schrijven dan? - Je begint altijd met de dag en datum, dus: 'vrijdag 20-03-2024' bijvoorbeeld. Daarna schrijf je een 'aanhef', bijv.: 'Hey dagboek', 'Hoi', 'Lief dagboek', 'Lieve Kitty', of wat dan ook.
En dan? - Hoe verliep de dag/week van het hoofdpersonage? Wat heeft hij/zij gedaan, waar liep hij/zij tegenaan? Maar: probeer ook, alsjeblieft, het gevoel en de gedachten te delen van je hoofdpersonage. Waar denkt hij/zij veel aan? Wat vind hij/zij heel fijn, of juist niet? Beschrijf dat per dagboekfragment, geen stukje is hetzelfde!
Hoevééél moet je schrijven? - Het is een NL opdracht, dus je moet wel wát schrijven. Maar dat zal per week verschillen. Laten we zeggen: 150 woorden is echt het minimum. Ik ga ze niet tellen, daar gaat het niet om. De ene week is misschien 300, en een dag van 149.
Waar moet je verder op letten? - Schrijf in volle zinnen met hoofdletters, komma's, punten. Schrijf alsof je aan een ander schrijft. Hoeft niet in volwassenentaal, moet wel bij jou passen. Niet alleen opsommingen! (en toen)
MOET je iedere week schrijven? - Wel het beste! Ik probeer elke week te checken. Is ook fijn voor jezelf, dan hoef je op het eind alleen te verzamelen en in te leveren.
Wanneer kun je het beste schrijven? - Nadat je een aantal pagina's of hoofdstuk hebt gelezen. Dan is het vers.
Wanneer moet het ingeleverd? - Week 42 (14-18 oktober) via MagisterLearn.
Slide 11 - Tekstslide
Boekopdracht 1 - 'Een dagboek bijhouden van je personage'