H1.8 Spelling

H1.8
Spelling
Welkom!


1MH
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1.8
Spelling
Welkom!


1MH

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
  • ''...'' leestekens en aanhalingstekens op de juiste plek in een zin plaatsen. 
  • ''...'' de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (PV-TT-EV) en meervoud (PV-TT-MV) bepalen en gebruiken.
  • ''...'' de drie belangrijkste onregelmatige werkwoorden benoemen.

Planning
  • Terugblik
  • Leestekens en aanhalingstekens
  • PV-TT-EV en ik-vorm(+-t)
  • PV-TT-MV
  • Onregelmatige werkwoorden
  • Boekopdracht 1
  • Huiswerk / Leestijd
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wat hebben we
vorige week gedaan?

Slide 3 - Woordweb

1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63
Leestekens

Leesteken
Waar?
Voorbeeld
punt
   .
aan het eind van een gewone zin
We beginnen vandaag met de kookles.
vraagteken
  ?
aan het eind van een vraagzin
Heeft iedereen de uitleg begrepen?
uitroepteken
  !
na een uitroep
Doe voorzichtig met dat scherpe mes!
komma
   ,
1. bij een opsomming
2. als je iemand aanspreekt
3. tussen 2 persoonsvormen
4. voor voegwoorden zoals want, maar, omdat
1. Meng de komkommer met de sla, de                tomaten, de uitjes en de dressing.
2. Rachida, kun je mij het bestek aangeven?
3. Als je klaar bent, mag je het gerecht opeten.
4. Het gerecht was heerlijk, want ik had het zelf gemaakt.

Slide 4 - Tekstslide

1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63
Aanhalingstekens






Je plaatst één teken vóór een woord of zin en één teken erna. (na het leesteken)
- '...'
- ''...''
Aanhalingstekens...
Voorbeeld
Als je een gesprek opschrijft zoals het gezegd wordt.
De coach zei: ''We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd.''
Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt.
De uitspraak 'Meedoen is belangrijker dan winnen' hoort bij de Olympische Spelen.
Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
Hoe spel je 'coach' eigenlijk?

Slide 5 - Tekstslide

1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
PV-TT-EV
Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud heeft 2 vormen:
1. de ik-vorm
2. ik-vorm+-t


Slide 6 - Tekstslide

1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
1. De stam maak je door van het hele werkwoord (infinitief) '-en' af te      halen. (ik-vorm)
    Soms moet je de stam aanpassen.

Hele werkwoord (infinitief)
Stam
Ik-vorm
Werken
Werk
Ik werk.
Fietsen
Fiets
Ik fiets.
Typen
Typ
Ik typ.
Lopen
Lop
Ik loop.
Verhuizen
Verhuiz
Ik verhuis.
Spellen
Spell
Ik spel.

Slide 7 - Tekstslide

1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
Ik-vorm gebruik je bij:
  • ik: Ik loop. Ik vind een euro op straat
  • je of jij achter de pv: Verhuis jij? Kom je?
  • gebiedende wijs: Ren! Pas op!

  • Je krijgt geen -t als je vervangen kan worden door jij. (Kom je?)
  • Je krijgt wel -t als je vervangen kan worden door jouw. (Komt je buurmeisje spelen?)

Slide 8 - Tekstslide

1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
PV-TT-MV
Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud is hetzelfde als het hele werkwoord.

Hele werkwoord (infinitief)
wij/jullie/zij
Lopen
Wij lopen.
Verhuizen
Jullie verhuizen.
Rennen
De spelers rennen.

Slide 9 - Tekstslide


Werken
Ik werk hard voor school.
Hij werkt hard voor school.
Wij werken hard voor school.
Is het pv ev of mv?
mv - hele ww
ev - stam(+t)
1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63

Slide 10 - Tekstslide

1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
6 werkwoorden houden zich niet aan deze regels:
  • Bij hij/zij/het volgt geen ik-vorm+-t.
  • Dit zijn onregelmatige werkwoorden.
  • Drie zijn belangrijk: Hebben, zijn en kunnen

Slide 11 - Tekstslide

1.8 Spelling                                                                                                                                 p.55-63
Tegenwoordige tijd van werkwoorden
6 werkwoorden houden zich niet aan deze regels:
  • Bij hij/zij/het volgt geen ik-vorm+-t.
  • Dit zijn onregelmatige werkwoorden.
  • Drie zijn belangrijk: Hebben, zijn en kunnen
Hele werkwoord
Ik
Jij
Hij/Zij/Het
Wij/Jullie/Zij
Hebben
Ik heb.
Jij hebt.
Hij heeft.
Wij hebben.
Zijn
Ik ben.
Jij bent.
Zij is.
Jullie zijn.
Kunnen
Ik kan.
Jij kunt. / Jij kan.
Het kan.
Zij kunnen.

Slide 12 - Tekstslide

Boekopdracht 1   -   'Een dagboek bijhouden van je personage'
Voor deze opdracht ben je natuurlijk een leesboek nodig. Als eersteklasser kies je minimaal voor een niveau 1 boek.
https://12-15.jeugdbibliotheek.nl/home.html 
  • Waarin moet ik schrijven? - Word, Google Documenten of Pages. Maak een bestandje aan: 'Dagboek van ...' (naam personage) (bijvoorbeeld: 'Dagboek van Dolf - Willem Gaal, K1B'. Je kan dan steeds aanvullen in één bestand. Wel goed opslaan! Later kan je een mooie voorkant erbij maken.
  • Wat moet je schrijven dan? - Je begint altijd met de dag en datum, dus: 'vrijdag 20-03-2024' bijvoorbeeld. Daarna schrijf je een 'aanhef', bijv.: 'Hey dagboek', 'Hoi', 'Lief dagboek', 'Lieve Kitty', of wat dan ook.
  • En dan? - Hoe verliep de dag/week van het hoofdpersonage? Wat heeft hij/zij gedaan, waar liep hij/zij tegenaan? Maar: probeer ook, alsjeblieft, het gevoel en de gedachten te delen van je hoofdpersonage. Waar denkt hij/zij veel aan? Wat vind hij/zij heel fijn, of juist niet? Beschrijf dat per dagboekfragment, geen stukje is hetzelfde!
  • Hoevééél moet je schrijven? - Het is een NL opdracht, dus je moet wel wát schrijven. Maar dat zal per week verschillen. Laten we zeggen: 150 woorden is echt het minimum. Ik ga ze niet tellen, daar gaat het niet om. De ene week is misschien 300, en een dag van 149.
  • Waar moet je verder op letten? - Schrijf in volle zinnen met hoofdletters, komma's, punten. Schrijf alsof je aan een ander schrijft. Hoeft niet in volwassenentaal, moet wel bij jou passen. Niet alleen opsommingen! (en toen)
  • MOET je iedere week schrijven? - Wel het beste! Ik probeer elke week te checken. Is ook fijn voor jezelf, dan hoef je op het eind alleen te verzamelen en in te leveren.
  • Wanneer kun je het beste schrijven? - Nadat je een aantal pagina's of hoofdstuk hebt gelezen. Dan is het vers.
  • Wanneer moet het ingeleverd? - Week 42 (14-18 oktober) via MagisterLearn.

Slide 13 - Tekstslide

Boekopdracht 1   -   'Een dagboek bijhouden van je personage'

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Zelfstandig werken

H1.8 opdracht 2, 6, 7, 8, 13, 14, 15
Werken aan boekopdracht 1




Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
H1.8 opdracht 2, 6, 7, 8, 13, 14, 15

Hebben jullie vragen?
2, 6, 7, 14




Slide 16 - Tekstslide

Leestijd
Zelfstandig en stil lezen in je leesboek





timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link