Samenstellingen

Samenstellingen
twee of meer woorden aan elkaar schrijven

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen
twee of meer woorden aan elkaar schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Hoe weet je nu wanneer je -e schrijft en wanneer je -en moet schrijven?

7 keuzes

Slide 2 - Tekstslide

Er is maar één van.
Maan + schijn = Maneschijn. 

GEEN        -en

Slide 3 - Tekstslide

Zon + bank = ?
A
zonnebank
B
zonnenbank

Slide 4 - Quizvraag

Meervoud op -s.
Conciërge + kamer = Conciërgekamer

Slide 5 - Tekstslide

horloge + bandje = ?
A
horlogebandje
B
horlogesbandje

Slide 6 - Quizvraag

Meerdere meervoudsvormen op -en en -s.

lade + kast = ladekast

Slide 7 - Tekstslide

groente + soep = ?
A
groentessoep
B
groentesoep

Slide 8 - Quizvraag

Eerste deel een bijvoeglijk naamwoord.

Ape + trots = apetrots

Slide 9 - Tekstslide

Reuze + leuk = ?
A
reuzeleuk
B
reuzenleuk

Slide 10 - Quizvraag

platte + land = ?
A
plattenland
B
platteland

Slide 11 - Quizvraag

Eerste deel komt van een werkwoord.

Spin + wiel = spinnewiel

Slide 12 - Tekstslide

knorren + pot = ?
A
knorrepot
B
knorrenpot

Slide 13 - Quizvraag

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 14 - Open vraag

Maak een zin met een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 15 - Open vraag

Maak een zin met een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 16 - Open vraag

Maak een zin met een vragend voornaamwoord.

Slide 17 - Open vraag