Herhaling... Spelling

Vandaag


11.00uur werkblad maken (verleden tijd)
Klaar? -> Blok 6 Spelling & bijspijkeren

morgen toetsje Blok 5&6







timer
15:00
  • Ga rustig zitten
  • Ipad dicht
  • Werkblad maken (alleen!)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag


11.00uur werkblad maken (verleden tijd)
Klaar? -> Blok 6 Spelling & bijspijkeren

morgen toetsje Blok 5&6







timer
15:00
  • Ga rustig zitten
  • Ipad dicht
  • Werkblad maken (alleen!)

Slide 1 - Tekstslide

Blok 6 Spelling
Na deze paragraaf:
heb je geoefend met werkwoorden;
heb je de spelling van zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden herhaald;
heb je geoefend met het gebruik van leestekens.


Slide 2 - Tekstslide

Met of zonder -s?
Hoofdregel
In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken.

stationsplein
moederskindje
scheepswrak

Slide 3 - Tekstslide

Met -e of -en? 
Hoofdregel
De tussen -en wordt geschreven wanneer het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en.

Het is dus: kippenei, want het meervoud van kip is alleen kippen.

Slide 4 - Tekstslide

Acht uitzonderingen
Sommige woorden houden een -e als tussenletter,
hoewel ze als je de hoofdregel zou volgen -en zouden moeten krijgen.

Slide 5 - Tekstslide

1. Meervoud op -s
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op –s.

  • horloge – horloges
  • horlogemaker

Slide 6 - Tekstslide

2. Meervoud op –s en -en
Het eerste deel heeft twee meervouden,
op –s en op –en 

  • groente – groenten + groentes
  • groentesoep
  • seconde - secondes + seconden
  • secondewijzer

Slide 7 - Tekstslide

3. Unieke persoon of zaak
Woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak:

  • zonnestraal
  • maneschijn
  • Koninginnedag



Slide 8 - Tekstslide

4. Versterking 
In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: 

  • Hoe trots? apetrots -> heel trots
  • boordevol -> heel vol
  • reuzeleuk -> heel leuk
  • beregoed -> heel goed

Slide 9 - Tekstslide

5. Geen meervoud
Het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud:

  • rijstepap
  • roggebrood

Slide 10 - Tekstslide

6. Bijvoeglijk naamwoord
Het eerste deel van het woord is een bijvoeglijk naamwoord:

  • hogeschool
  • blindedarm
  • rodekool

Slide 11 - Tekstslide

7. Werkwoord
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord,
maar een werkwoord. 

  • brekebeen
  • spinnewiel
  • karnemelk

Slide 12 - Tekstslide

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
breedtegraad
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 13 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 14 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 15 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 16 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
maneschijn
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 17 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 18 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 19 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
hoogtemeter
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 20 - Quizvraag

mes + set

Slide 21 - Open vraag

belasting + dienst

Slide 22 - Open vraag

lengte + verschil

Slide 23 - Open vraag

volk + zanger

Slide 24 - Open vraag

muis + val

Slide 25 - Open vraag

elektriciteit + centrale

Slide 26 - Open vraag

landing + baan

Slide 27 - Open vraag

reus + gezellig

Slide 28 - Open vraag

Blok 6 afmaken
Huiswerk:
Blok 6 Spelling af

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

boek lezen 
timer
30:00

Slide 31 - Tekstslide