LIHR Recht P2 - H5

Recht P2 - Hoofdstuk 5
Legal, Insurance & HR Services Specialist
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Recht P2 - Hoofdstuk 5
Legal, Insurance & HR Services Specialist

Slide 1 - Tekstslide

Recht periode 2
> Zie de planner ‘Klas 1 Recht’ op Itslearning

Lesweek 1 t/m 6: theorielessen + opdrachten (H4 t/m 6 van het Basisboek Juridisch 2022)

Lesweek 7 en 8: Portfolio-opdracht ‘Rechtszaak'

Slide 2 - Tekstslide

Voordat we beginnen met H5...
Wat zijn de vijf rechtsbronnen ook alweer?

Slide 3 - Open vraag

Hoofdstuk 5: De wet als rechtsbron
Leerdoelen van dit hoofdstuk:
 

  • Je kunt uitleggen wat een algemeen verbindend voorschrift is.
  • Je kunt benoemen welke overheid welke wetgeving maakt.
  • Je kunt het verschil tussen een wet in formele en een wet in materiële zin uitleggen.
  • Je kunt vier wetgevers benoemen die algemeen verbindende voorschriften maken.
  • Je kunt de drie voorrangsregels beschrijven.
  • Je kunt de gang van een wetsontwerp beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Algemeen verbindende voorschriften
In de wet vind je de meeste rechtsregels. Deze overheidsregels gelden voor iedereen, dat betekent dat de regels algemeen verbindend zijn. Daarom worden de wetten waar deze regels in staan ook wel algemeen verbindende voorschriften (avv's) genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Algemeen verbindende voorschriften
Alle overheidsorganen met wetgevende bevoegdheid kunnen algemeen verbindende voorschriften maken, dus de regering, de minister, 
de Provinciale Staten 
en de gemeenteraad.

Slide 6 - Tekstslide

Wetten in formele en materiële zin
De algemeen verbindende voorschriften worden ook wetten in materiële zin genoemd.

De wetten die de regering en Staten-Generaal samen maken noem je wetten in formele zin. De regering en Staten-Generaal samen noem je daarom ook wel de formele wetgever. Een wet in formele zin kun je vaak gemakkelijk herkennen omdat in de titel vaak het woord 'wet' wordt gebruikt.

Slide 7 - Tekstslide

Stelling:
De Grondwet is een wet in materiële zin.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Stelling:
De Grondwet is een wet in formele zin.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Stelling:
De algemene plaatselijke verordening van Utrecht is een wet in materiële zin.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Stelling:
De algemene plaatselijke verordening van Utrecht is een wet in formele zin.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Kies het beste antwoord.

Het Burgerlijk Wetboek is...

A
Een wet in materiële zin.
B
Een wet in formele zin.
C
Zowel een wet in materiële zin als een wet in formele zin.
D
Zowel geen wet in materiële zin als geen wet in formele zin.

Slide 12 - Quizvraag

De hiërarchie van wetgeving
Er geldt een bepaalde hiërarchie (rangorde) in wetgeving. Er bestaan in het recht drie voorrangsregels die je helpen om te bepalen welke wet vóór de andere wet gaat als wetten tegenstrijdig zijn. Deze voorrangsregels zijn:

  1. hogere wetgeving gaat voor lagere wetgeving
  2. nieuwe wetgeving gaat voor oude wetgeving bij gelijke rang
  3. bijzondere wetgeving gaat voor algemene wetgeving bij gelijke rang.

Slide 13 - Tekstslide

1. Hogere wetgeving gaat voor
Volgens deze regel gaat hogere wetgeving voor lagere wetgeving. Om deze voorrangsregel te kunnen toepassen, moet je eerst weten hoe de rangorde van regelgeving is.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

2. Nieuw gaat voor oud
In het arbeidsrecht zijn de regels over een vast contract veranderd. Deze wijziging van het recht blijkt uit de nieuwe tekst van artikel 668a boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

De nieuwe tekst gaat vóór de oude tekst, 
want nieuwere wetgeving gaat voor oudere 
wetgeving.

Slide 16 - Tekstslide

3. Bijzonder gaat voor algemeen
Bijzondere wetgeving gaat voor algemene wetgeving. Bij deze voorrangsregel kijk je naar de inhoud van een regel of naar de soort wet om te beslissen welke regel voorgaat.

In het bestuursrecht heb je een Algemene wet bestuursrecht. In deze wet staan algemene rechtsregels voor het bestuursrecht. Als in deze wet iets anders staat dan in de Vreemdelingenwet, dan gaat de regel in de laatste wet voor. Dat komt omdat de Vreemdelingenwet een bijzondere wet in het bestuursrecht is.


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zet de componenten op de juiste volgorde. 
1 = hoogste wetgeving, 7 = laagste wetgeving
1
2
3
4
5
6
7
Internationaal en Europees verdrag
Grondwet
Wet in formele zin
AMvB
Ministeriële regeling
Provinciale verordening
Gemeentelijkeverordening

Slide 19 - Sleepvraag

De totstandkoming van een wet in formele zin
Wetten in formele zin komen volgens een bepaalde procedure tot stand.


Deze procedure heet de gang van een wetsontwerp. Het beginpunt is een wetsvoorstel. Dit voorstel wordt gedaan door de regering of door één of meer leden van de Tweede Kamer. Als het wetsvoorstel door de Tweede Kamer wordt gedaan, noem je dit een initiatiefwetsvoorstel. Dit komt niet heel vaak voor.

De meeste wetsvoorstellen worden gedaan door de regering. Deze voorstellen passen in het beleid dat door de regering wordt gevoerd.


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

De gang van een wetsontwerp
De gang van een wetsontwerp is de procedure die een wetsvoorstel doorloopt voordat de nieuwe wet of wetswijziging in de wet wordt opgenomen en geldt.

  1. Voorbereiding wetsvoorstel op het ministerie
  2. Bespreking in de ministerraad
  3. Advies door de Raad van State
  4. Stemming in de Tweede Kamer
  5. Stemming in de Eerste Kamer
  6. Ondertekening door de koning en de minister
  7. Bekendmaking in het Staatsblad




Slide 22 - Tekstslide

1. Voorbereiding op het ministerie
De minister geeft zijn ambtenaren de opdracht een wetsontwerp te maken. 

In het voorbeeld  van de Drank- en Horecawet kregen de ambtenaren van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de opdracht een voorstel te schrijven.





Slide 23 - Tekstslide

2. Bespreking in de ministerraad
De minister bespreekt het wetsontwerp met zijn collega-ministers in de ministerraad.

Slide 24 - Tekstslide

3. Advies door de Raad van State
Als de ministerraad het eens is met het wetsvoorstel, wordt het voorstel naar de Raad van State gestuurd. De Raad van State is het belangrijkste adviesorgaan van de regering en kijkt of het wetsvoorstel past in het geheel van alle geldende wetgeving.





Slide 25 - Tekstslide

4. Stemming in de Tweede Kamer
Nadat de regering het advies door de Raad van State heeft gekregen, wordt er door de Tweede Kamerleden gestemd over het wetsvoorstel. Als een meerderheid van de Tweede Kamerleden met het wetsvoorstel instemt, dan is het aangenomen.

 

Slide 26 - Tekstslide

5. Stemming in de Eerste Kamer
Nadat de Tweede Kamer akkoord is, mag de Eerste Kamer stemmen over het voorstel. Als een meerderheid van de Eerste Kamerleden vóór stemt, dan is het wetsvoorstel aangenomen.

Slide 27 - Tekstslide

6. Ondertekening
De koning en de verantwoordelijke minister ondertekenen het wetsvoorstel. De minister van Justitie en Veiligheid tekent ook omdat hij verantwoordelijk is voor de bekendmaking van nieuwe wetten.



Slide 28 - Tekstslide

7. Bekendmaking in het Staatsblad
Het wetsvoorstel wordt bekendgemaakt in het Staatsblad, om daarna 'kracht van wet’ te krijgen. Dit betekent dat het wetsvoorstel voortaan geldt als wet.

Slide 29 - Tekstslide

Oefenvraag:
Wie geeft advies over het wetsvoorstel?

Slide 30 - Open vraag

Wie ondertekent het wetsvoorstel NIET?

A
de koning
B
de Tweede Kamer
C
de verantwoordelijke minister
D
de minister van Justitie en Veiligheid

Slide 31 - Quizvraag

Stelling:

Het wetsvoorstel geldt als wet wanneer de meerderheid van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer instemt met het wetsvoorstel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Opdrachten
De opdrachten die horen bij hoofstuk 5:




Opdracht 1 t/m 7

Slide 33 - Tekstslide

EINDE

Slide 34 - Tekstslide