vwo2-C5-§3-Gezegde en lv bij wederkerende ww

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les> herhalen lezen, verder met grammatica
Ca. 15 minuten stil lezen

Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas

Slide 2 - Tekstslide

Bij wederkerende werkwoorden (zich verslapen, zich verspreken) zie je het onderwerp ‘wederkeren’ (terugkomen) in een wederkerend voornaamwoord (wed.vnw). 

Het hangt dus van het onderwerp af welk wederkerend voornaamwoord je gebruikt:

Slide 3 - Tekstslide

Korte terugblik naar grammatica woordsoorten.
Gaat het te snel, lees dan zelfstandig de theorie op 
 blz. 212 =§ 4 


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Het woord zich is altijd wederkerend voornaamwoord, maar me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn. 

Daarnaast kunnen je en ons bezittelijk voornaamwoord zijn.


Stel de woordsoort vast door me, je of ons te vervangen door hij, hem, zijn of zich.

Slide 6 - Tekstslide

Er is in het Nederlands maar één wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw): elkaar. Soms wordt het geschreven als mekaar.

Slide 7 - Tekstslide

Maak nu (voordat we verder gaan met het nieuwe onderdeel) de opdrachten af van grammatica woordsoorten.
C.5 =§4-Grammatica Woordsoorten-
Wederkerig en wederkerend voornaamwoord
Blz. 213-opdr.1 t/m 4-alles in je schrift!
Lastig? Lees de theorie op blz.212

Snel klaar? pak je IPad en maak online van C5
§1 grammatica zinsdelen herhaling jaar 1 vwo



Slide 8 - Tekstslide

Bekijk de volgende zinnen:
1a Gedroeg jij je verdacht volgens de politieagent?
2a Deze kapper scheert zich altijd met water en scheerzeep.
In deze zinnen zijn de werkwoorden gedragen en scheren wederkerende werkwoorden en de woorden je en zich zijn wederkerende voornaamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Het onderwerp van de zin ‘keert weder’ (= komt terug) in de woorden je (= jij) en zich (= de kapper).

Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zich schamen, zich uitsloven) hoort altijd een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons). 
Je kunt immers niet een ander schamen of uitsloven.
In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord (1a) hoort het wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons) bij het werkwoordelijk gezegde; het is geen lijdend voorwerp:

1a wg = gedroeg je

Slide 10 - Tekstslide

Bij toevallig wederkerende werkwoorden (zich aankleden, zich verbazen) hoort niet altijd een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons). 
Je kunt jezelf aankleden of verbazen, maar je kunt ook een ander aankleden of verbazen.
In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord (2a) hoort het wederkerend voornaamwoord níét bij het werkwoordelijk gezegde; 

2a wg = scheert; lv = zich

Slide 11 - Tekstslide

Zo herken je verplicht wederkerende werkwoorden
Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zin 1a en 1b)
kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen, bij toevallig wederkerende werkwoorden (zin 2a en 2b) meestal wel;
+kun je geen ‘zelf’ vastplakken aan het wederkerend voornaamwoord, bij toevallig wederkerende werkwoorden meestal wel:
– 1b Gedroeg jij *je broertje / *jezelf verdacht volgens de politieagent? (* betekent ‘ongrammaticaal’).
– 2b Deze kapper scheert zijn klanten / zichzelf altijd met water en scheerzeep.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 14 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus-C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, vul in, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Lees nog eens de theorie door op blz. 210

Maken:
C.5-§3-Grammatica zinsdelen-gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
Blz. 210
opdr.2 t/m 5 individueel
samen klaar? maak opdr. 1 + opdr. 6

alles in je schrift!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

vwo2-C5-§3-Gezegde en lv bij wederkerende ww

Slide 21 - Tekstslide