In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom A3T
Grammatica 1-3
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Lezen
Startopdracht
Grammatica - zinsontleding
Oefenen
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
Grammatica 1, 2 en 3
Lesdoel checken: Je weet welke zinsdelen er zijn en hoe je verschillende zinsdelen herkent in een zin. Je weet welke woordsoorten er zijn en je kunt ze benoemen.
Slide 3 - Tekstslide
Alle zinsdelen op een rijtje
Persoonsvorm (pv)
Onderwerp (ond)
Werkwoordelijk gezegde (wwg)
Naamwoordelijk gezegde (nwg: nd & wd)
Lijdend voorwerp (lv)
Meewerkend voorwerp (mv)
Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Slide 4 - Tekstslide
Alle zinsdeelstukken op een rijtje
Bijvoeglijke bepaling (bvb)
Bijstelling
Hebben jullie het vorig jaar al gehad over zinsdeelstukken?
Slide 5 - Tekstslide
De bijvoeglijke bepaling
De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een een zinsdeelstuk
De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
Voor het zelfstandig naamwoord kunnen er meerdere staan en achter het znw neem je alle woorden samen tot de zinsdeelgrens.
Verwar een bijvoeglijke bepaling niet met een bijwoordelijke bepaling!
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeelden van de bijvoeglijke bepaling
Let op: altijd eerst de zinsdelen benoemen!
/ De aardige jongen / werd / later / kinderarts./
/Deze kleine, oude vrouw / gaven / wij / gisteren / een doos metaardbeien. /
/ Het zeer vriendelijke meisje / wil / ooit /een rijke, beroemde zangeres / worden. /
/ De bakker op de hoek / bakt / de lekkerste koekjes van het hele land. /
Slide 7 - Tekstslide
Bijstelling
Een bijstelling is geen zinsdeel, maar een onderdeel van een zinsdeel, een zinsdeelstuk.
Een bijstelling is eigenlijke een bijzondere bijvoeglijke bepaling die altijd tussen komma's staat of tussen een een komma en een punt.
Een bijstelling herhaalt een zaak of persoon, maar met andere woorden.
Je kunt de volgorde van bijstelling en de zaak/persoon waar het bij hoort omwisselen.
Je spreekt een bijstelling altijd lager uit.
Voorbeeld: Thomas, de grappigste leerling van v1a, is morgen jarig.
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeelden van de bijstelling
/Meneer Oldenhof, de mentor van v3a, /geeft/ deze klas /ook /Engels./
/Ik /ging /op vakantie /met haar zus /naar Parijs, de hoofdstad van Frankrijk./
/Jacob, mijn broer, /heeft /mijn oma, de liefste oma van de hele wereld, / een nieuwe paraplu / gegeven./