In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
3.3
En je kan deze begrippen toepassen.
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling: welke stoffen worden doorgelaten door het celmembraan, en welke niet?
A
CO2 en Zuurstof en glucose niet, H2O wel
B
Zuurstof en CO2 wel, glucose niet
C
Zuurstof en CO2 niet, glucose wel
D
Zuurstof wel, CO2 en glucose niet
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Waaruit bestaat een celmembraan voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Cholesterol
C
Fosfolipiden
D
Dekweefsel
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Dus: transport van stoffen van een hoge concentratie naar een lage concenratie kost geen energie (passief) en transport van stoffen van een lage naar een hoge concentratie kost wel energie (actief)
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Diffusie experiment
Deodorant, iemand?
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
03:46
fagocytose = endocytose
(in je boek noemen ze het dus endocytose)
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
De vorm van transport links op het plaatje is...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Osmose
D
Actief transport
Slide 13 - Quizvraag
De vorm van transport rechts op het plaatje is...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Gefaciliteerde diffusie
Slide 14 - Quizvraag
De middelste twee vormen van transport zijn...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Gefaciliteerde diffusie
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Osmotische waarde
Dus de concentratie van alle opgeloste stoffen samen (in de cel zijn dat vooral zouten, suikers en eiwitten)
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk (plaats dit in Class book)
Maken:
- opdrachten par. 3.3 opgave 1 t/m 5
- aanvullen ontbrekende opdrachten par. 3.1 en 3.2
- aanvullen begrippenlijst
Leren:
par. 3.3 + herhalen par. 3.1 + 3.3
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Osmotische waarde
Dus de concentratie van alle opgeloste stoffen samen (in de cel zijn dat vooral zouten, suikers en eiwitten)
Slide 22 - Tekstslide
de osmotische waarde van zuiver water is ......... ten opzichte van een zoutoplossing
A
Hypertoon
B
Hypotoon
C
Isotoon
Slide 23 - Quizvraag
Op het moment dat de omgeving een hogere osmotische waarde heeft noem je dit ....
A
hypotoon
B
isotoon
C
hypertoon
Slide 24 - Quizvraag
Een plantencel wordt in een oplossing gelegd. Is deze oplossing isotoon, hypertoon of hypotoon ten opzichte van de plantencel?
A
isotoon
B
hypertoon
C
hypotoon
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Slide 31 - Video
00:56
Je ziet dat het pantoffeldiertje een vacuole heeft die steeds volloopt en dan samentrekt. Waarom doet ie dat?
A
omdat er door diffusie water de cel in stroomt
B
omdat er door osmose water de cel in stroomt
C
omdat er door diffusie water de cel uit stroomt
D
omdat er door osmose water de cel in stroomt
Slide 32 - Quizvraag
01:20
Het pantoffeldiertje pompt dus water naar buiten. Hij doet dit als het water in zijn omgeving ... is ten opzichte van de celinhoud.
A
isotoon
B
hypertoon
C
hypotoon
Slide 33 - Quizvraag
01:47
Wanneer je een pantoffeldiertje van slootwater in gedistilleerd water legt, gaan zijn vacuole dan sneller of langzamer kloppen?
A
sneller
B
langzamer
C
even snel, water is water
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Video
Huiswerk (plaats dit in Class book)
Maken:
- opdrachten par. 3.3 opgave 6 t/m 15
- aanvullen ontbrekende opdrachten par. 3.1 en 3.2