2B 30 mei vragen stellen

Jeudi 30 mai 2024
Bij binnenkomst:

- mobiel in de telefoontas
- oortjes uit en in de tas
- boeken en pennen op tafel
- op je eigen plek zitten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Jeudi 30 mai 2024
Bij binnenkomst:

- mobiel in de telefoontas
- oortjes uit en in de tas
- boeken en pennen op tafel
- op je eigen plek zitten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hoe stel ik vragen in het Frans?

Slide 3 - Tekstslide

Programma en leerdoelen
Le programme:
- beginnen met G
- vragen stellen in het Frans

Les buts:
Aan het eind van de les kun je zinnen vragend maken en kun je vragen stellen in het Frans.

Slide 4 - Tekstslide

p. 36 (trente-six)
Exercice 30 a (trente)

Slide 5 - Tekstslide

Gewone zin
1) Tu es souvent malade.

2) Vous aimez les fruits.


3) Il est végétarien.
Vraag
1) Tu es souvent malade ?

2) Est-ce que vous aimez les fruits ?

3) Est-il végétarien ?

Slide 6 - Tekstslide

3 manieren om vragen te maken
1) Point d'interrogation  - ?

2) Est-ce que / Est-ce qu'

3) Inversion  (inversie)

Slide 7 - Tekstslide

Point d'interrogation
'Jij bent ziek.'
Tu es malade.   - normale zin


Slide 8 - Tekstslide

Point d'interrogation
'Jij bent ziek.'
Tu es malade.   - normale zin
Tu es malade ?   - vraag

'Zij gaan naar de dokter.'
Ils vont chez le docteur.
Ils vont chez le docteur ?   - vraag

Slide 9 - Tekstslide

Est-ce que / Est-ce qu'
Tu es malade. - normale zin
Est-ce que tu es malade ?   - vraag



Slide 10 - Tekstslide

Est-ce que / Est-ce qu'
Tu es malade. - normale zin
Est-ce que tu es malade ?   - vraag

'Zij gaan naar de dokter.'
Ils vont chez le docteur.
Est-ce qu'ils vont chez le docteur ?  - vraag

Slide 11 - Tekstslide

Inversion  (inversie)
'Jij bent ziek.'
Tu es malade. - normale zin


Slide 12 - Tekstslide

Inversion  (inversie)
'Jij bent ziek.'
Tu es malade. - normale zin
Es-tu malade ? - vraag

'Zij gaan naar de dokter.'
Ils vont chez le docteur.  - normale zin
Vont-ils chez le docteur ?   - vraag


Slide 13 - Tekstslide

Ex. 30 c + d (trente)
30 C:
Maak opnieuw de vragen en gebruik 
est-ce que / est-ce qu'

30 D:
Zet de woorden in de juiste volgorde om vragen te maken.

timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Ex. 30 c (trente)
1) Est-ce que tu prends de l'aspirine ?
2) Est-ce qu'il est à l'hôpital ?
3) Est-ce que vous êtes en forme ?
4) Est-ce qu'on va à la pharmacie ?

Slide 15 - Tekstslide

Ex. 30 c + d (trente)
1) Tu es souvent malade ? / Es-tu souvent malade ?
2) Est-ce que vous aimez le poisson ?
3) Est-ce qu'il fait beaucoup de sport ?
4) Vous faites du jogging deux fois par semaine ?  /
     Faites-vous du jogging deux fois par semaine ?

Slide 16 - Tekstslide