[BTI31/21] + [BMM31/21] Periode 3: week 7 - betoog

Welkom



Les 8 van periode 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom



Les 8 van periode 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van deze les:
  • Je kent de opbouw en de kenmerken van een betoog.
  • Je kunt een standpunt (mening) vormen over een stelling.
  • Je weet wat een argument is en kunt onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve argumentatie.
  • Je oefent vandaag en volgende week met het schrijven van een betoog.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je (misschien) al over een betoog?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een betoog:
Tekstdoel: overtuigen     
Een schrijver van een betoog wil de lezer overtuigen van zijn mening. 

Opbouw:
Inleiding:  standpunt (mening) (a.d.h.v.  een stelling) + situatie(schets)
Kern/middenstuk:   argumenten   (subjectief / objectief)  + tegenargument
Slot:  samenvatting van de belangrijkste argumenten + eventuele oproep



Slide 4 - Tekstslide

(eigen mening Schrijver, mening is onderbouwd met argumenten en feiten).
Verschil tussen een stelling een standpunt?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

standpunt/stelling + argument
Standpunt: hoe je over iets denkt (jouw mening).
Stelling: een uitspraak of bewering over een onderwerp. 

In het examen krijg je een stelling voor je neus.  Over deze stelling geef je je mening. Daarna ga je argumenten bedenken en beschrijven om anderen te overtuigen van jouw mening.

Argument: redenen om je standpunt duidelijk te maken, om een ander van jouw mening te overtuigen.  Voor elk argument schrijf je een nieuwe alinea.

Tegenargument: argument tegen het standpunt van de schrijver. Deze kan hij weerleggen om zijn overtuigingskracht te vergoten.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten argumentatie
Objectieve argumenten   (betrouwbaar)
 * gebaseerd op feiten en onderzoeksresultaten
      -->  controleerbare gegevens

Subjectieve argumenten   (mening)
  * gebaseerd op gevoelens, opvattingen, normen, waarden of ervaringen
     --> niet-controleerbare gegevens

Je kunt kijken op een thermometer of op een weersite op internet. Dit is dus een objectief argument. Of het buiten koud is, is subjectief. Jij vindt het misschien koud buiten, maar dit hoeft niet voor iedereen te gelden.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schrijfopdracht
van vandaag en volgende week:

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betoog
We gaan een betoog lezen en bespreken.
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Uitdelen en zelfstandig lezen
Inleiding (standpunt)
Standpunt wordt duidelijk gemaakt (roze aantekening).
Aantrekkelijk, duidelijk en lezer wordt betrokken bij het onderwerp van de tekst.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het standpunt?
Wat is er nog meer opgenomen in de inleiding?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ten eerste (signaalwoord voor opsomming).
Argument ondersteunt standpunt: er wordt gebruik gemaakt van een feit. Daarbij een duidelijke onderbouwing, goede uitleg (volksgezondheid).

Daarbij (volgende in de reeks opsomming), tevens feiten (Zweeds onderzoek).

Bovendien (volgende in de reeks opsomming), zeer duidelijke uitleg over de situatie (oneerlijkheid). 


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op als je kijkt naar de verschillende alinea's en de argumenten die zij gebruikt.

Slide 14 - Open vraag

De argumenten vormen het middenstuk van je betoog. Zorg ervoor dat je de argumenten goed uitlegt, zodat de lezer je gedachtegang kan volgen. Bij objectieve argumenten maak je duidelijk op welke feiten de argumenten zijn gebaseerd.
Tegenargument (betrekking op het standpunt). Je kunt ook een tegenargument bedenken op een eerder genoemd argument. Dan plaats je het tegenargument na jouw gekozen argument. Nu wordt deze gemaakt t.a.v. het standpunt dus onderaan geplaatst.

Kijk goed naar de opbouw... Vanaf het woord MAAR wordt het tegenargument ontkracht (de weerlegging).

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op in het slot?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De opdracht van deze (en volgende) week: 
Het schrijven van een betoog over één van de drie stellingen.  Gebruik daarbij het theorieboekje over Schrijven dat ik je heb gemaild.


Je kiest één van de volgende stellingen:    + noteren in Word
1.  Mensen die ongezond leven moeten meer zorgpremie betalen.
2. Salarissen in het betaald voetbal moeten omlaag.
3. Studenten die een opleiding doen voor een beroep waar veel vraag naar is, moeten extra studiefinanciering krijgen.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies