spelling h4 en grammatica h4

Lesdoelen
- je leert hoe je afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.
- je leert beknopte bijzinnen herkennen en gebruiken.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
- je leert hoe je afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.
- je leert beknopte bijzinnen herkennen en gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Voorlezen (10 min)
- Uitleg Spelling (woorden inkorten) (5 min)
- Zelfstandig werken: (10 min)
- Nabespreken opdracht spelling (5 min)
- Grammatica (beknopte bijzin) uitleg: (5 min)
- Zelfstandig werken aan opdrachten/ lezen in leesboek (20 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Woorden korter schrijven
Vijf manieren om een woord(groep) korter schrijven:
1. Afkorting
2. Letterwoord
3. Initiaalwoord
4. Verkorting
5. Symbool

Slide 4 - Tekstslide

Afkorting
- spreek je uit als het oorspronkelijke woord
- schrijf je met één of meer punten
- gebruik hoofdletters als deze ook in het oorspronkelijke woord voorkomen

e.d. (en dergelijke), Z.M. (Zijne Majesteit)
n.a.v. (naar aanleiding van)

Slide 5 - Tekstslide

Letterwoord
- eerste letters van een naam of woordgroep
- schrijf je zonder punten
- spreek je uit als een woord
- gebruik hoofdletter als die ook in het afgekorte woord staat

pin (spreek uit: pin, betekenis: persoonlijk identificatienummer)
Wajong (spreek uit: waajong, betekenis: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten)

Slide 6 - Tekstslide

initiaalwoord
- eerste letters van een naam of woordgroep 
- schrijf je zonder punten 
- gebruik hoofdletter als die ook in het afgekorte woord staat
- spreek je uit als losse letters (verschil met letterwoord)

btw: (spreek uit: beeteewee, betekenis: belasting toegevoegde waarde)
NS: (spreek uit: enes, betekenis: Nederlandse Spoorwegen)

Slide 7 - Tekstslide

verkorting
- opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergreep
- spreek je uit als een woord

airco (airconditioning)
wifi (wireless fidelity)

Slide 8 - Tekstslide

Symbool

- notatie van een wetenschappelijk begrip, eenhoud of een valuta
- spreek je uit als het woord waar het voor staat
- schrijf je zonder punt
- schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken, dit geldt ook voor hoofdletters of kleine letters

V (volt), ml (milliliter), GB (gigabyte)

Slide 9 - Tekstslide

Even checken
WC = 
a. afkorting (twee vingers)
b. letterwoord (drie vingers)
c. initiaalwoord (vier vingers)

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat: lees blz. 130 en maak opdracht 1 en 2 (blz. 130/131)
Hoe: individueel (je mag zacht fluisterend iets aan elkaar vragen)

Klaar?: lees blz. 124 (beknopte bijzin) en maak opdracht 1, 2 en 3 (blz. 125)
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 en 2

Slide 12 - Tekstslide

opdracht 1
1 dj = diskjockey 
2 havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs 
3 hbo = hoger beroepsonderwijs 
4 hfst = hoofdstuk 
5 IQ = intelligentiequotiënt 
6 jl. = jongstleden 
7 KLM = Koninklijke Luchtvaart Maatschappij 
8 m.b.v. = met behulp van 
9 w.b. = wat betreft 
10 yup = young urban professional 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2
1/2 a afk. – afkorting 
b a.u.b. – afkorting 
c blz. – afkorting 
d CS – initiaalwoord 
e EHBO – initiaalwoord 
f e.a. – afkorting 
g excl. – afkorting 
h havo – letterwoord 
i horeca – verkorting 
j Li – symbool 

Slide 14 - Tekstslide

Bijzin
Toen hij ontsnapte aan de politie, zocht de inbreker een schuilplaats. 

Heeft deze zin een bijzin?

Slide 15 - Tekstslide

Beknopte bijzin
Verschil gewone bijzin en beknopte bijzin:

Bijzin: onderwerp en persoonsvorm
Beknopte bijzin:  voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord of te+infinitief (het denkbeeldige onderwerp kun je meestal afleiden uit de hoofdzin)

Slide 16 - Tekstslide

Toen hij ontsnapte aan de politie, zocht de inbreker een schuilplaats. 

Ontsnapt aan de politie, zocht de inbreker een schuilplaats

Slide 17 - Tekstslide

Toen hij op het station aangekomen, kocht Ole eerst een lekker warm saucenbroodje.


Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Wat: lees blz. 124 en maak opdracht 1, 2 en 3 (blz. 125)
Hoe: individueel (in stilte, je mag fluisterend iets aan elkaar vragen)

Klaar: lees verder in je leesboek

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
- zijn de lesdoelen bereikt?:
- je leert hoe je afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven. 
- je leert beknopte bijzinnen herkennen en gebruiken.
Huiswerk: opdracht 1, 2 en 3 (blz. 125)
Vooruitblik: formuleren: foutieve beknopte bijzinnen herkennen, oefentoets, leren/extra uitleg/oefenen, toets H3 en4: 21 januari

Slide 20 - Tekstslide