In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.
Je leert hoofd- en bijzinnen herkennen.
1. Haal alle werkwoorden uit de zin.
2. Is het laatste werkwoord een kww of zww?
3. Kww = naamwoordelijk gezegde
4. Zww = werkwoordelijk gezegde
(Je mag ook alvast verder werken aan de opdrachten)
enkelvoudige zin: 1 persoonsvorm
samengestelde zin: 2 persoonsvormen
Hoofdzin: onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar.
In een bijzin is dit niet zo.
Ik koop geen cd's, want ik gebruik altijd mijn iPod.
Omdat ik altijd mijn iPod gebruik, koop ik geen nieuwe cd's.
pv? ow?
1. Maak de opdrachten uit het boek (zie lessonup)
2. Bekijk je leestoets en/of ga lezen.
Lees eerst de theorie op blz. 153.
1. Omdat Jos zijn hond goed verzorgt, zorgt hij ervoor dat het dier veel rent.
pv: rood
ow: blauw
[(bz)+hz+(bz)]
Je hoeft alleen het oranje stuk te noteren in je schrift.