Je leert de oplosbaarheid van stoffen in oplosmiddelen voorspellen en verklaren aan de hand van structuurformules en betrokken bindingstypen (vanderwaalsbinding / waterstofbrug).
Je kunt hierbij de begrippen hydrofiel en hydrofoob gebruiken.
Slide 3 - Tekstslide
Hydrofiel en hydrofoob
Hydro = water
fiel = lievend
foob = angst
Stoffen die goed mengen/oplossen in water = hydrofiel
Stoffen die slecht mengen/oplossen in water = hydrofoob
Slide 4 - Tekstslide
Structuurformule en oplosbaarheid
OH en NH groepen geven een molecuul hydrofiel karakter.
Deze groepen vormen onderling waterstofbruggen.
Afwezigheid van deze groepen = hydrofoob
Bij hydrofoob molecuul speelt vanderwaalsbinding rol.
Soort zoekt soort, d.w.z. hydrofiele stoffen gaan onderling goed samen, net als hydrofobe stoffen onderling.
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeelden hydrofiele stoffen
ammoniak water methanol glucose
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeelden hydrofobe stoffen
methaan benzeen pentaan jood
I - I
Slide 7 - Tekstslide
Zowel hydrofiel als hydrofoob?
Verhouding tussen hydrofiel/hydrofoob gedeelte belangrijk.
Onduidelijke grens, grijs gebied.
Voorbeeld: hexaan-2-ol
OH-groep, dus dat gedeelte is hydrofiel
CH-keten is hydrofoob
In verhouding meer hydrofoob
Slide 8 - Tekstslide
Emulgator
Een molecuul wat zowel hydrofiele als hydrofobe eigenschappen heeft, noem je een emulgator.
Voorbeeld is zeep: hydrofobe staart lost op in vet, hydrofiele kop lost op in water.