3.3 Lezen les 2

  • Pak je leesboek, en ga rustig lezen
  • Werkboek A en etui (pen/potlood.) op de
     hoek van je tafel.
3.3 Lezen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

  • Pak je leesboek, en ga rustig lezen
  • Werkboek A en etui (pen/potlood.) op de
     hoek van je tafel.
3.3 Lezen

Slide 1 - Tekstslide

  • Hoofdstuk toets dinsdag  30 januari
      - lezen
      - woorden
      - grammatica
      - spelling
Hoofdstuk 3

Slide 2 - Tekstslide

  • Wat hebben een mening en een argument met elkaar te maken?
  • Bij een mening vertelt je wat je ergens van vindt.
  • Met een argument geef je aan waarom je dat vindt.
3.3 Lezen - Gisteren geleerd 

Slide 3 - Tekstslide

  • Welke signaalwoorden voor een reden ken je?
  • want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk
3.3 Lezen - Gisteren geleerd 

Slide 4 - Tekstslide

  • Welke andere verbanden van signaalwoorden ken je?
  • opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling, voorbeeld
3.3 Lezen - Gisteren geleerd 

Slide 5 - Tekstslide

In deze paragraaf leer je:
  • meningen en argumenten herkennen
  • signaalwoorden die een reden aangeven
  • wat een betoog is
  • signaalwoorden die een conclusie aangeven
  • hoe je de hoofdgedachte van een tekst vindt en opschrijft.
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

  •  blz. 191 en 192
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 7 - Tekstslide

- Oefenen met verkennend en nauwkeurig lezen
- signaalwoorden herkennen die een
  conclusie aangeven
- hoe je de hoofdgedachte van een tekst vindt
   en opschrijft

Vandaag 3.3 Lezen

Slide 8 - Tekstslide

Leertekst: Signaalwoorden

Je kent al de volgende vijf verbanden en de signaalwoorden:








Daar komt nu het verband 'conclusie' bij.


Vandaag 3.3 Lezen
Verband
signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, daarnaast, eerst
tijdsvolgorde
eerste, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, tenslotte
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan, zo, zoals, ter illustratie
reden
want, omdat, daarom, vanwege, immers, natuurlijk

Slide 9 - Tekstslide

Leertekst: Signaalwoorden: conclusie blz. 193

In het slot van een betoog lees je meestal één zin wat het belangrijkste is. Die zin is de conclusie: het eindoordeel.
Meestal is het een herhaling van de mening en argumenten. 

Deze signaalwoorden geven een conclusie aan: dus, kortom dan ook.

Voorbeeld:
- Het is dus belangrijk dat je de woorden goed leert voor de toets.
- Kortom, wiskunde is een vak dat je later hard nodig hebt.
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken

  •  Maken opdracht 11 en 13 blz. 194
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 11 - Tekstslide

Leertekst: Hoofdgedacht  blz. 195

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp van een tekst zegt. 
De hoofdgedachte schrijf je op in één zin..

Zo vind je de hoofdgedachte in een tekst:
1. Lees de inleiding, het slot en de titel
2. Bepaal het onderwerp.
3. Schrijf in één zin wat de schrijver over het onderwerp zegt.

De hoofdgedacht in een betoog is de mening over het onderwerp.
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 12 - Tekstslide

De beste wensen en gezond en fijn 2024.

Slide 13 - Tekstslide

  • Op tijd 
  • Spullen bij je (werkboek, Ipad 
     pen/potlood.) Check Magister
  • huiswerk?!

Slide 14 - Tekstslide

  • Rustig
  • Kijk op bord wat nodig
  • Pak je leesboek, rustig aan het lezen
  • Respect naar elkaar

Slide 15 - Tekstslide

  • Twee hoofdstuktoetsen (hoofdstuk 3 en 4)
      - lezen, woorden, grammatica, spelling
  • Opdracht fictiedossier
Deze periode

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken

  •  Maken opdracht 3 en 4 blz. 189
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 17 - Tekstslide

Leertekst: Betoog blz. 190

Een betoog is een tekst waarin de schrijver (of spreker) zijn mening geeft over een onderwerp. Hij wil dat de lezer (of luisteraar) het met hem eens wordt.

Een betoog bestaat uit drie delen:
- een inleiding waarin de schrijver zijn mening over een onderwerp geeft
- de kern waarin hij argumenten geeft voor zijn mening
- het slot waarin hij de conclusie geeft, zijn mening herhaalt of geeft
  een samenvatting
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig werken

  • Lezen leerteksten blz. 190 en lezen en maken blz. 191-192
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 19 - Tekstslide

Leertekst : Alinea blz. 192
Vandaag 3.3 Lezen

Slide 20 - Tekstslide

Leertekst : Kernzin en toelichting blz. 195
Een langere tekst is verdeeld alinea’s. De zinnen in een alinea horen bij elkaar. Ze gaan over hetzelfde stukje van het onderwerp (deelonderwerp).

In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van die alinea. Vaak is het de eerste zin van de alinea.

De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin. Ze geven uitleg of een voorbeeld.

Vandaag 3.3 Lezen

Slide 21 - Tekstslide

Leertekst : Hoofdzaken en bijzaken blz. 198

In elke tekst staat belangrijke en minder belangrijke informatie. Belangrijke informatie over het onderwerp van een tekst noem je hoofdzaken.

De minder belangrijke informatie in een tekst zijn bijzaken.
Ze maken de hoofdzaken in de tekst duidelijker.
Bijzaken kunnen zijn:
• een voorbeeld;
• een herhaling;
• een uitleg.


Vandaag 3.3 Lezen

Slide 22 - Tekstslide

3.3 Lezen
Leertekst : Kernzin en toelichting blz. 195

Een langere tekst is verdeeld alinea’s. De zinnen in een alinea horen bij elkaar. Ze gaan over hetzlfde stukje van het onderwerp (deelonderwerp).

In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van die alinea. Vaak is het de eerste zin van de alinea.
De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin. Ze geven uitleg of een voorbeeld.

Slide 23 - Tekstslide

3.3 huiswerk bespreken
opdracht 6, 7 en 8 op blz. 195 - 197 


Slide 24 - Tekstslide

3.3 Lezen
In deze paragraaf:
  • leer je alinea's herkennen
  • kernzinnen in een alinea aanwijzen
  • hoofd- en bijzaken onderscheiden
  • signaalwoorden van een tegenstelling herkennen

Slide 25 - Tekstslide

3.3 lezen - deze les
  • Alinea's herkennen
  • Kernzinnen in een alinea aanwijzen

Slide 26 - Tekstslide

3.3 Lezen
Leertekst : Alinea blz. 192

Een langere tekst is vaak opgedeeld in kortere stukjes tekst: alinea’s. In een alinea wordt een stukje van het onderwerp (het deelonderwerp) behandeld.
Zo herken je een alinea:
• een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel;
• de laatste zin in een alinea loopt meestal niet door tot het eind van de regel;
• de eerste regel springt soms in;
• soms - best wel vaak - staat er een witregel tussen twee alinea’s.
• soms hebben alinea's een tussenkop

Slide 27 - Tekstslide

3.3 Lezen
leertekst : Alinea blz. 192

Let op: In de lesmethode zijn
de alinea’s meestal genummerd.
Zo weet je naar welke alinea’s wordt
verwezen in opdrachten.
In tijdschriften, kranten en
online teksten staan
er geen nummers voor alinea’s.


Slide 28 - Tekstslide

3.3 Lezen 
Samen lezen tekst 1 en maken opdracht 5.

Slide 29 - Tekstslide

3.3 Lezen 
Maak opdracht 6, 7 en 8 op blz. 195 - 197

Slide 30 - Tekstslide

3.3 lezen 
  • Alinea's herkennen
  • Kernzin en toelichting aanwijzen

Slide 31 - Tekstslide

3.3 Lezen - Opdracht Gevonden voorwerpen
Een tekst in alinea's verdelen helpt je een tekst beter te kunnen lezen.

  • Je krijgt een tekst over 'Gevonden voorwerpen' 
  • Die tekst is niet ingedeeld in een inleiding, kern en slot. 
  • Er zijn ook nog geen alinea's en tussenkopjes.
  • Dat ga jij met je buurman/vrouw doen.
  • Verdeel de tekst in 6 alinea's en zet de 4 tussenkopjes op de juiste plek
  • Je mag een (gekleurd) potlood gebruiken..
  • Wie weet de best leesbare tekst te maken?

Slide 32 - Tekstslide

3.3 Lezen 
Maak opdracht 4  op blz. 193 -194 (dit is ook je huiswerk voor morgen)

Slide 33 - Tekstslide