bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan, zo, zoals, ter illustratie
reden
want, omdat, daarom, vanwege, immers, natuurlijk
Slide 9 - Tekstslide
Leertekst: Signaalwoorden: conclusie blz. 193
In het slot van een betoog lees je meestal één zin wat het belangrijkste is. Die zin is de conclusie: het eindoordeel. Meestal is het een herhaling van de mening en argumenten.
Deze signaalwoorden geven een conclusie aan: dus, kortom dan ook.
Voorbeeld:
- Het is dus belangrijk dat je de woorden goed leert voor de toets.
- Kortom, wiskunde is een vak dat je later hard nodig hebt.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 10 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Maken opdracht 11 en 13 blz. 194
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 11 - Tekstslide
Leertekst: Hoofdgedacht blz. 195
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp van een tekst zegt.
De hoofdgedachte schrijf je op in één zin..
Zo vind je de hoofdgedachte in een tekst:
1. Lees de inleiding, het slot en de titel
2. Bepaal het onderwerp.
3. Schrijf in één zin wat de schrijver over het onderwerp zegt.
De hoofdgedacht in een betoog is de mening over het onderwerp.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 12 - Tekstslide
De beste wensen en gezond en fijn 2024.
Slide 13 - Tekstslide
Op tijd
Spullen bij je (werkboek, Ipad pen/potlood.) Check Magister
huiswerk?!
Slide 14 - Tekstslide
Rustig
Kijk op bord wat nodig
Pak je leesboek, rustig aan het lezen
Respect naar elkaar
Slide 15 - Tekstslide
Twee hoofdstuktoetsen (hoofdstuk 3 en 4) - lezen, woorden, grammatica, spelling
Opdracht fictiedossier
Deze periode
Slide 16 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Maken opdracht 3 en 4 blz. 189
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 17 - Tekstslide
Leertekst: Betoog blz. 190
Een betoog is een tekst waarin de schrijver (of spreker) zijn mening geeft over een onderwerp. Hij wil dat de lezer (of luisteraar) het met hem eens wordt.
Een betoog bestaat uit drie delen:
- een inleiding waarin de schrijver zijn mening over een onderwerp geeft
- de kern waarin hij argumenten geeft voor zijn mening
- het slot waarin hij de conclusie geeft, zijn mening herhaalt of geeft een samenvatting
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 18 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Lezen leerteksten blz. 190 en lezen en maken blz. 191-192
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 19 - Tekstslide
Leertekst : Alinea blz. 192
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 20 - Tekstslide
Leertekst : Kernzin en toelichting blz. 195
Een langere tekst is verdeeld alinea’s. De zinnen in een alinea horen bij elkaar. Ze gaan over hetzelfde stukje van het onderwerp (deelonderwerp).
In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van die alinea. Vaak is het de eerste zin van de alinea.
De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin. Ze geven uitleg of een voorbeeld.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 21 - Tekstslide
Leertekst : Hoofdzaken en bijzaken blz. 198
In elke tekst staat belangrijke en minder belangrijke informatie. Belangrijke informatie over het onderwerp van een tekst noem je hoofdzaken.
De minder belangrijke informatie in een tekst zijn bijzaken. Ze maken de hoofdzaken in de tekst duidelijker.
Bijzaken kunnen zijn:
• een voorbeeld;
• een herhaling;
• een uitleg.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 22 - Tekstslide
3.3 Lezen
Leertekst : Kernzin en toelichting blz. 195
Een langere tekst is verdeeld alinea’s. De zinnen in een alinea horen bij elkaar. Ze gaan over hetzlfde stukje van het onderwerp (deelonderwerp).
In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van die alinea. Vaak is het de eerste zin van de alinea.
De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin. Ze geven uitleg of een voorbeeld.
Slide 23 - Tekstslide
3.3 huiswerk bespreken
opdracht 6, 7 en 8 op blz. 195 - 197
Slide 24 - Tekstslide
3.3 Lezen
In deze paragraaf:
leer je alinea's herkennen
kernzinnen in een alinea aanwijzen
hoofd- en bijzaken onderscheiden
signaalwoorden van een tegenstelling herkennen
Slide 25 - Tekstslide
3.3 lezen - deze les
Alinea's herkennen
Kernzinnen in een alinea aanwijzen
Slide 26 - Tekstslide
3.3 Lezen
Leertekst : Alinea blz. 192
Een langere tekst is vaak opgedeeld in kortere stukjes tekst: alinea’s. In een alinea wordt een stukje van het onderwerp (het deelonderwerp) behandeld.
Zo herken je een alinea:
• een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel;
• de laatste zin in een alinea loopt meestal niet door tot het eind van de regel;
• de eerste regel springt soms in;
• soms - best wel vaak - staat er een witregel tussen twee alinea’s.
• soms hebben alinea's een tussenkop
Slide 27 - Tekstslide
3.3 Lezen
leertekst : Alinea blz. 192
Let op: In de lesmethode zijn de alinea’s meestal genummerd. Zo weet je naar welke alinea’s wordt verwezen in opdrachten. In tijdschriften, kranten en online teksten staan er geen nummers voor alinea’s.
Slide 28 - Tekstslide
3.3 Lezen
Samen lezen tekst 1 en maken opdracht 5.
Slide 29 - Tekstslide
3.3 Lezen
Maak opdracht 6, 7 en 8 op blz. 195 - 197
Slide 30 - Tekstslide
3.3 lezen
Alinea's herkennen
Kernzin en toelichting aanwijzen
Slide 31 - Tekstslide
3.3 Lezen - Opdracht Gevonden voorwerpen
Een tekst in alinea's verdelen helpt je een tekst beter te kunnen lezen.
Je krijgt een tekst over 'Gevonden voorwerpen'
Die tekst is niet ingedeeld in een inleiding, kern en slot.
Er zijn ook nog geen alinea's en tussenkopjes.
Dat ga jij met je buurman/vrouw doen.
Verdeel de tekst in 6 alinea's en zet de 4 tussenkopjes op de juiste plek
Je mag een (gekleurd) potlood gebruiken..
Wie weet de best leesbare tekst te maken?
Slide 32 - Tekstslide
3.3 Lezen
Maak opdracht 4 op blz. 193 -194 (dit is ook je huiswerk voor morgen)