Spullen bij je (werkboek, Ipad pen/potlood.) Check Magister
huiswerk?!
Slide 2 - Tekstslide
Rustig
Kijk op bord wat nodig
Pak je leesboek, rustig aan het lezen
Respect naar elkaar
Slide 3 - Tekstslide
Twee hoofdstuktoetsen (hoofdstuk 3 en 4) - lezen, woorden, grammatica, spelling
Opdracht fictiedossier
Deze periode
Slide 4 - Tekstslide
In deze paragraaf leer je:
meningen en argumenten herkennen
signaalwoorden die een reden aangeven
wat een betoog is
signaalwoorden die een conclusie aangeven
hoe je de hoofdgedachte van een tekst vindt en opschrijft.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 5 - Tekstslide
Leertekst: Mening en argument blz. 189
Als je vertelt wat je van iets vindt, dan geef je je mening. Vaak geef je daar een argument bij: de reden waarom je iets vindt. Hoe beter het argument is, hoe eerder de ander het met je eens zal zijn.
Voorbeeld mening en argument
Ik vind dat er een huiswerkvrije school moet komen, want dan hoef je thuis niets meer voor school te doen.
De pauzes op school moeten langer duren, omdat je dan meer tijd hebt om rustig te eten.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 6 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Maken opdracht 3 en 4 blz. 189
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 7 - Tekstslide
Leertekst: Signaalwoorden
Je kent al de volgende vier verbanden en de signaalwoorden:
bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan, zo, zoals, ter illustratie
Slide 8 - Tekstslide
Leertekst: Signaalwoorden: reden blz. 190
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. Deze signaalwoorden geven een reden aan: want, omdat, vanwege, immers, namelijk. Ook een argument is een reden: de reden waarom je iets vindt.
Voorbeeld:
Leraren moet geen cijfers meer geven, want cijfers zeggen niet alles wat een leerling kan.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 9 - Tekstslide
Leertekst: Betoog blz. 190
Een betoog is een tekst waarin de schrijver (of spreker) zijn mening geeft over een onderwerp. Hij wil dat de lezer (of luisteraar) het met hem eens wordt.
Een betoog bestaat uit drie delen:
- een inleiding waarin de schrijver zijn mening over een onderwerp geeft
- de kern waarin hij argumenten geeft voor zijn mening
- het slot waarin hij de conclusie geeft, zijn mening herhaalt of geeft een samenvatting
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 10 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Lezen leerteksten blz. 190 en lezen en maken blz. 191-192
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 11 - Tekstslide
Leertekst : Alinea blz. 192
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 12 - Tekstslide
Leertekst : Kernzin en toelichting blz. 195
Een langere tekst is verdeeld alinea’s. De zinnen in een alinea horen bij elkaar. Ze gaan over hetzelfde stukje van het onderwerp (deelonderwerp).
In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van die alinea. Vaak is het de eerste zin van de alinea.
De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin. Ze geven uitleg of een voorbeeld.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 13 - Tekstslide
Leertekst : Hoofdzaken en bijzaken blz. 198
In elke tekst staat belangrijke en minder belangrijke informatie. Belangrijke informatie over het onderwerp van een tekst noem je hoofdzaken.
De minder belangrijke informatie in een tekst zijn bijzaken. Ze maken de hoofdzaken in de tekst duidelijker.
Bijzaken kunnen zijn:
• een voorbeeld;
• een herhaling;
• een uitleg.
Vandaag 3.3 Lezen
Slide 14 - Tekstslide
3.3 Lezen
Leertekst : Kernzin en toelichting blz. 195
Een langere tekst is verdeeld alinea’s. De zinnen in een alinea horen bij elkaar. Ze gaan over hetzlfde stukje van het onderwerp (deelonderwerp).
In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van die alinea. Vaak is het de eerste zin van de alinea.
De andere zinnen zijn een toelichting bij de kernzin. Ze geven uitleg of een voorbeeld.
Slide 15 - Tekstslide
3.3 huiswerk bespreken
opdracht 6, 7 en 8 op blz. 195 - 197
Slide 16 - Tekstslide
3.3 Lezen
In deze paragraaf:
leer je alinea's herkennen
kernzinnen in een alinea aanwijzen
hoofd- en bijzaken onderscheiden
signaalwoorden van een tegenstelling herkennen
Slide 17 - Tekstslide
3.3 lezen - deze les
Alinea's herkennen
Kernzinnen in een alinea aanwijzen
Slide 18 - Tekstslide
3.3 Lezen
Leertekst : Alinea blz. 192
Een langere tekst is vaak opgedeeld in kortere stukjes tekst: alinea’s. In een alinea wordt een stukje van het onderwerp (het deelonderwerp) behandeld.
Zo herken je een alinea:
• een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel;
• de laatste zin in een alinea loopt meestal niet door tot het eind van de regel;
• de eerste regel springt soms in;
• soms - best wel vaak - staat er een witregel tussen twee alinea’s.
• soms hebben alinea's een tussenkop
Slide 19 - Tekstslide
3.3 Lezen
leertekst : Alinea blz. 192
Let op: In de lesmethode zijn de alinea’s meestal genummerd. Zo weet je naar welke alinea’s wordt verwezen in opdrachten. In tijdschriften, kranten en online teksten staan er geen nummers voor alinea’s.
Slide 20 - Tekstslide
3.3 Lezen
Samen lezen tekst 1 en maken opdracht 5.
Slide 21 - Tekstslide
3.3 Lezen
Maak opdracht 6, 7 en 8 op blz. 195 - 197
Slide 22 - Tekstslide
3.3 lezen
Alinea's herkennen
Kernzin en toelichting aanwijzen
Slide 23 - Tekstslide
3.3 Lezen - Opdracht Gevonden voorwerpen
Een tekst in alinea's verdelen helpt je een tekst beter te kunnen lezen.
Je krijgt een tekst over 'Gevonden voorwerpen'
Die tekst is niet ingedeeld in een inleiding, kern en slot.
Er zijn ook nog geen alinea's en tussenkopjes.
Dat ga jij met je buurman/vrouw doen.
Verdeel de tekst in 6 alinea's en zet de 4 tussenkopjes op de juiste plek
Je mag een (gekleurd) potlood gebruiken..
Wie weet de best leesbare tekst te maken?
Slide 24 - Tekstslide
3.3 Lezen
Maak opdracht 4 op blz. 193 -194 (dit is ook je huiswerk voor morgen)