V5 T4 B4: Translatie

Thema 4 DNA

B4
Translatie en eiwitsynthese
71 K

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 DNA

B4
Translatie en eiwitsynthese
71 K

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Helicase en DNA-polymerase
B
Helicase en RNA-polymerase
C
DNA-polymerase en primer
D
Helicase en replicatie

Slide 3 - Quizvraag

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 4 - Sleepvraag

Transcriptie vindt plaats langs welke DNA streng?
A
coderende streng
B
template streng

Slide 5 - Quizvraag

Strengen
De keten met promotor = template- / matrijsstreng

RNA-streng tegem matrijsstreng aan gebouwd

RNA-streng lijkt op coderende streng (muv thymine vs uracil)
Template streng
Coderende streng

Slide 6 - Tekstslide

Met welk enzym begint transcriptie?
A
RNA polymerase
B
transcriptiefactoren
C
spliceosomen
D
DNA polymerase

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noemen we de niet coderende stukken in DNA?
A
introns
B
exons

Slide 8 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat een DNA nucleotide?
A
fosfaatgroep en stikstof base
B
fosfaatgroep, stikstofbase en suikermolecuul
C
OH-groep en fosfaatgroep
D
adenine, guanine, cytosine en thymidine

Slide 9 - Quizvraag

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 10 - Quizvraag

Transcriptie is het proces waarbij ... wordt omgezet in ...
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> eiwit
C
pre-mRNA -> mRNA
D
eiwit -> mRNA

Slide 11 - Quizvraag

Leerdoelen B4
  • Je kunt beschrijven hoe translatie plaatsvindt

  • Je kunt beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt

Slide 12 - Tekstslide

Begrippen B4 Translatie
- codon/tripletcode
- genetische code
- startcodon
- stopcodons
- translatie
- tRNA
- tRNA-aminozuurcomplex
- anticodon
- bindingsplaatsen A, P, E



- polyribosomen
- release-factor
- PrP-eiwit
- prionen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Spliceosoom knipt introns uit pre-mRNA

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Eiwit: primaire structuur

=
1
2

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

RNA 71 K

2 belangrijke voor nu:
- mRNA (messengerRNA):
instructie voor eiwit)
- tRNA, (transportRNA):
dragen aminozuur dat correspondeert met een triplet op mRNA.

Slide 22 - Tekstslide

tRNA
  • CCA aan 3'-uiteinde kan aminozuur binden
  • Drie nucleotiden vormen anticodon, binden aan  codon mRNA

Slide 23 - Tekstslide

3 letters mRNA: codon, AUG startcodon

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Polyribosoom
  • meerdere ribosomen binden zelfde mRNA
  • ribosoom klaar met translatie bij stopcodon bindt direct weer bij startcodon
  • releasefactor zorgt dat aminozuurketen loslaat

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Quiz

Slide 28 - Tekstslide

Transcriptie en translatie vinden plaats in...
A
beide in de celkern
B
beide in het cytoplasma
C
transcriptie in celkern translatie in cytoplasma
D
translatie in celkern transcriptie in cytoplasma

Slide 29 - Quizvraag

Een anticodon is een basentriplet
A
in DNA mRNA en tRNA
B
alleen in tRNA
C
alleen in mRNA
D
alleen in DNA

Slide 30 - Quizvraag

Welk molecuul lezen ribosomen af om eiwitten te maken?
A
DNA
B
mRNA
C
tRNA
D
rRNA

Slide 31 - Quizvraag

Huiswerk
Bestudeer basisstof 4
Maak 22 t/m 27
Bekijk uitlegfilmpjes verborgen in deze 
LessonUp als je het nog moeilijk vindt. 


timer
5:00

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Enkele feiten

  • In mRNA zijn 4 verschillende stikstofbasen
  • Voor één aminozuur worden drie opeenvolgende nucleotiden gebruikt (triplet of codon)
  • Genetische code: de vertaling van nucleotidenvolgorde naar aminozuren met behulp van codons
  • mRNA wordt afgelezen van 5'- naar 3'-uiteinde
  • Elk eiwit start met methionine, op mRNA AUG 5' naar 3'. 
  • De codes UAA, UAG en UGA zijn stopcodons

Slide 34 - Tekstslide

tRNA-molecuul

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

B4 nog even herhaald.... 

Slide 38 - Tekstslide