Cursus 5 Grammatica Zinsdelen Par. 1 persoonsvormen en zinsdelen

Persoonsvorm en zinsdelen
NN Cursus 5 Grammatica paragraaf 1
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm en zinsdelen
NN Cursus 5 Grammatica paragraaf 1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm in een zin aanwijzen. 
Aan het einde van de les kan ik een zin in zinsdelen verdelen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm van deze zin:

Gisteren heeft het Nederlands elftal in de Nations League van Polen gewonnen.
A
gisteren
B
heeft
C
gewonnen
D
elftal

Slide 3 - Quizvraag

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin:

Gisteren heeft het Nederlands elftal in de Nations League van Polen gewonnen.
A
6
B
5
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Stap 1: Op zoek naar de pv
Drie manieren om de persoonsvorm te vinden:
1: De tijdproef
Mies maakte een grote blunder. 
Mies maakt een grote blunder. (maakt - maakte)
2: De vraagproef
Krul stond gisteren in het doel.
Stond Krul gisteren in het doel? (de PV - stond - komt vooraan te staan).
3: De getalproef
Ik maakte een enorme fout. 
Wij maakten een enorme fout. (de PV verandert van getal mee, net als het onderwerp = maakte)

Slide 5 - Tekstslide

Stap 2: Zinsdelen
De zinsdeelproef: Welke woorden kun je samen vóór de persoonsvorm zetten?

Krul stond gisteren in het doel bij het Nederlands elftal.
Gisteren/ stond/ Krul/ in het doel/ bij het Nederlands elftal.
In het doel/ stond/ Krul/ gisteren/ bij het Nederlands elftal.
Bij het Nederlands elftal/ stond/ Krul/ gisteren/ in het doel.

Slide 6 - Tekstslide

Doe de tijdproef:
Zaterdag begint het weekend.
A
Begint zaterdag het weekend?
B
Zaterdag is het weekend begonnen.
C
Zaterdag begon het weekend.
D
Zaterdag werd het weekend.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm:
Wanneer zet jij je schoen?
A
wanneer
B
jij
C
schoen
D
zet

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
tijdproef
B
getalproef
C
zinsdeelproef
D
coronaproef

Slide 9 - Quizvraag

Waar zijn de zinsdelen goed?
A
Anne/ en ik/ gaan vaak/ naar de bibliotheek.
B
Anne en ik/ gaan vaak naar de bibliotheek.
C
Anne en ik/ gaan/ vaak/ naar de bibliotheek.
D
Anne en ik gaan/ vaak/ naar de bibliotheek.

Slide 10 - Quizvraag


Gebruik de zinsdeelproef om deze zin te verdelen in zinsdelen:
Giel en Merel wilden op zaterdag huiswerk maken.

Gisteren heb ik nieuwe sportschoenen gekocht.

Marieke zag appels in de boom hangen.

Slide 11 - Open vraag

Ok, deze les was ...
A
Te makkelijk, zonde van m'n tijd
B
Stiekem toch lastig. Ik ga nog even oefenen!
C
Ik wil graag wat meer uitleg
D
Ging gewoon lekker!

Slide 12 - Quizvraag

Wat ga je nu doen?

Deze opdrachten maken:

Grammatica zinsdelen: opdr. 2 en 5 van blz. 205







Slide 13 - Tekstslide