Blok 2 les 2 Woordenschat (+ deel toets verslagleggen bespreken)

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Het departement
A
 een afdeling van de overheid die zich met een bepaald onderwerp bezighoudt
B
wezenlijk, diepgaand
C
de toelichting van iets in details

Slide 7 - Quizvraag

De specificatie
A
 een afdeling van de overheid die zich met een bepaald onderwerp bezighoudt
B
wezenlijk, diepgaand
C
de toelichting van iets in details

Slide 8 - Quizvraag

Fundamenteel
A
 een afdeling van de overheid die zich met een bepaald onderwerp bezighoudt
B
wezenlijk, diepgaand
C
de toelichting van iets in details

Slide 9 - Quizvraag

het prototype 
A
 een afdeling van de overheid die zich met een bepaald onderwerp bezighoudt
B
wezenlijk, diepgaand
C
de toelichting van iets in details
D
het proefmodel

Slide 10 - Quizvraag

specificatie
A
 een afdeling van de overheid die zich met een bepaald onderwerp bezighoudt
B
wezenlijk, diepgaand
C
de toelichting van iets in details
D
het proefmodel

Slide 11 - Quizvraag

Immuum
A
onschendbaar, niet vatbaar voor ziekte of vergif
B
wezenlijk, diepgaand
C
het uitgangspunt, het principe
D
het proefmodel

Slide 12 - Quizvraag

het beginsel
A
onschendbaar, niet vatbaar voor ziekte of vergif
B
wezenlijk, diepgaand
C
het uitgangspunt, het principe
D
het proefmodel

Slide 13 - Quizvraag

uitweiden
A
onschendbaar, niet vatbaar voor ziekte of vergif
B
wezenlijk, diepgaand
C
het uitgangspunt, het principe
D
uitgebreid over iets spreken

Slide 14 - Quizvraag

nihil
A
nul, niets
B
wezenlijk, diepgaand
C
het uitgangspunt, het principe
D
uitgebreid over iets spreken

Slide 15 - Quizvraag

uitweiden
A
nul, niets
B
wezenlijk, diepgaand
C
het uitgangspunt, het principe
D
uitgebreid over iets spreken

Slide 16 - Quizvraag

inferieur
A
nul, niets
B
wezenlijk, diepgaand
C
het uitgangspunt, het principe
D
van mindere kwaliteit

Slide 17 - Quizvraag

constateren
A
Het uitgangspunt, het principe
B
wezenlijk, diepgaand
C
vaststellen
D
van mindere kwaliteit

Slide 18 - Quizvraag

het beginsel
A
Het uitgangspunt, het principe
B
wezenlijk, diepgaand
C
vaststellen
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 19 - Quizvraag

de passage
A
Het uitgangspunt, het principe
B
wezenlijk, diepgaand
C
vaststellen
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 20 - Quizvraag

fundamenteel
A
Het uitgangspunt, het principe
B
wezenlijk, diepgaand
C
vaststellen
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 21 - Quizvraag

het mankement
A
Het uitgangspunt, het principe
B
het gebrek, het defect
C
vaststellen
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 22 - Quizvraag

achteloos
A
Het uitgangspunt, het principe
B
het gebrek, het defect
C
zonder ergens speciale aandacht aan te geven
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 23 - Quizvraag

de passage
A
Het uitgangspunt, het principe
B
het gebrek, het defect
C
zonder ergens speciale aandacht aan te geven
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 24 - Quizvraag

chronologisch
A
in de juiste tijdsvolgorde
B
het gebrek, het defect
C
zonder ergens speciale aandacht aan te geven
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 25 - Quizvraag

het mankement
A
in de juiste tijdsvolgorde
B
het gebrek, het defect
C
zonder ergens speciale aandacht aan te geven
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 26 - Quizvraag

achteloos
A
in de juiste tijdsvolgorde
B
het gebrek, het defect
C
zonder ergens speciale aandacht aan te geven
D
gedeelte uit een geschreven stuk

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Verslaglegging
We bespreken belangrijke onderdelen van de toets

Slide 29 - Tekstslide

De site "Verslag schrijven voor OA"...
  • We willen dat je de weg naar de site weet te vinden.
  • We willen graag dat je op de site kunt vinden wat je zoekt.
  • De bedoeling is dat je bij elk verslag (IO) de rubric gebruikt.
  • De uitleg van de rubric staat op de site.
  • De onderdelen en begrippen worden bij 'Theorie' toegelicht.

Slide 30 - Tekstslide


Toets 
"Verslag schrijven"




Gebruik de site bij deze toets!

Slide 31 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om een goed verslag te kunnen schrijven?

Slide 32 - Open vraag

Doel van een verslag (IO)
Je schrijft een (stage)verslag om aan je docent en praktijkopleider te laten zien wat je geleerd hebt, wat je gedaan hebt en hoe je je hebt ontwikkeld. 
Je toont hiermee aan dat je begrijpt hoe het in de bvp-school en de klas  werkt en hoe je meer relevante praktijkkennis hebt opgedaan in de lijn van je studie.


Slide 33 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om een goed verslag te kunnen schrijven?
  • Je verslagen worden prettig leesbare verslagen.
  • Je bent geloofwaardiger als je verslagen goed zijn.
  • Je kunt leerlingen leren hoe het moet.
  • Je kunt in je latere werk duidelijk goed opschrijven wat je wil overbrengen.
  • Stel dat je hierna naar het HBO gaat dan weet je hoe het moet.
  • Er zijn nog veel meer redenen te verzinnen!

Slide 34 - Tekstslide

Wat houdt het referentiekader in?

Kijk op de site (home -> 'het referentiekader')
A
Een systematische beschrijving van wat leerlingen in opeenvolgende fasen van het onderwijs aan basisvaardigheden van taal moeten kennen en kunnen.
B
Een globale beschrijving van wat leerlingen in opeenvolgende fasen van het onderwijs aan basisvaardigheden van taal en rekenen moeten kennen en kunnen.
C
Een systematische beschrijving van wat leerlingen in opeenvolgende fasen van het onderwijs aan basisvaardigheden van taal en rekenen moeten kennen en kunnen.

Slide 35 - Quizvraag

Zoek dus op de site bij:
home -> 'het referentiekader'
Nu de vraag:"Wat houdt het referentiekader in?"
  • De antwoorden beginnen met: "Een systematische  beschrijving...", 
       of "Een globale beschrijving..."

  • Zoek dit op in de tekst: "De kritiek heeft ertoe geleid dat er in 2008 een 
       systematische beschrijving is gekomen van wat leerlingen in 
       opeenvolgende fasen van het onderwijs aan basisvaardigheden taal en 
       rekenen moeten kennen en kunnen". 

  • Kies het juiste antwoord

Slide 36 - Tekstslide

Wat houdt het referentiekader in?

Kijk op de site (home -> 'het referentiekader')
A
Een systematische beschrijving van wat leerlingen in opeenvolgende fasen van het onderwijs aan basisvaardigheden van taal moeten kennen en kunnen.
B
Een globale beschrijving van wat leerlingen in opeenvolgende fasen van het onderwijs aan basisvaardigheden van taal en rekenen moeten kennen en kunnen.
C
Een systematische beschrijving van wat leerlingen in opeenvolgende fasen van het onderwijs aan basisvaardigheden van taal en rekenen moeten kennen en kunnen.

Slide 37 - Quizvraag

Welke site gebruik je om van je bronnen een nette (APA) literatuurlijst te maken? Kopieer de adresbalk.

Site: 'Theorie' --> 'Tekstvorm en Layout'

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Link

Sleep de drie signaalwoorden naar deze tekst.
omdat
mooi
de eerste keer
gevolg
maar
hopelijk
waarom?

Slide 40 - Sleepvraag

Slide 41 - Video

Onderstaande onderdelen staan in de rubric bij 'Leesbaarheid".
Een verslag wordt in de (V)TT geschreven.

In welke tijd staat de zin?

Hij heeft de brief niet gepost.
A
VTT
B
TT
C
VVT
D
VT

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Tekstslide

TT
VT

Slide 44 - Tekstslide

VTT en VVT
Ik heb gefietst (VTT)
Ik had gefietst (VVT)

Slide 45 - Tekstslide

De ultieme uitleg!

Slide 46 - Tekstslide

In de rubric staat het onderdeel 'Leesbaarheid".

Wat wordt verstaan onder een zakelijke schrijfstijl?

Gebruik de site: 'Theorie' --> 'Leesbaarheid en samenhang'
A
In een verslag is de toon zakelijke en objectief.
B
Je maakt de zinnen niet te lang en het doel is duidelijk. Lange zinnen zinnen bevatten te veel informatie en de kans op grammaticale fouten wordt groter.
C
In een verslag is het doel en de toon zakelijk, objectief en concreet
D
In een verslag is de toon zakelijk en subjectief, woordgebruik wordt zoveel mogelijk voorkomen

Slide 47 - Quizvraag

Het antwoord zoek je dus op de site (klik op plaatje)...
Je vindt hier:
  • De toon is zakelijk en objectief
  • Je gebruikt enkelvoudige zinnen (afgewisseld met samengestelde zinnen, maar pas als je dat foutloos kan)
  • Je voorkomt subjectief woordgebruik
  • Je probeert een concreet beeld te geven
  • Je vermijd het gebruik van opvulwoorden
  • De lengte van je verslag past bij de lezer en het tekstdoel

Slide 48 - Tekstslide

Oefenen voor de toets?

  1. Vraag je docent het deel 'verslaglegging' van de vorige toets in je klas in LessonUp klaar te zetten.
  2. Maak de toets en kijk ondertussen goed rond op de site en vergeet het doel van dit deel van de toets niet! 
  3. Namelijk...

Slide 49 - Tekstslide

De site "Verslag schrijven voor OA"...
  • De bedoeling is dat je bij elk verslag (IO) de rubric gebruikt.
  • De uitleg van de rubric staat op de site.
  • De onderdelen en begrippen worden bij 'Theorie' toegelicht.
  • We willen dat je de weg naar de site weet te vinden.
  • We willen graag dat je op de site kunt vinden wat je zoekt.

Slide 50 - Tekstslide

Succes!

Slide 51 - Tekstslide