1BC1: Par. 3.8

Vak: Nederlands
Spelling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Spelling
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Terugblik
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!
Telefoon in de bak.
Neem plaats.
Jas uit.
Op tafel: Werkboek Nederlands of laptop en schrift dicht 
Tas op de grond.
Geen eten of drinken
Presentie!
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel:
Aan het einde van deze les kun je: 
- Vertellen wat het verschil is tussen zwakke- en sterke werkwoorden
- Sterke werkwoorden in de verleden tijd opschrijven
- In een zin de juiste vorm van een sterk werkwoord in de verleden tijd invullen

- Het meervoud van zelfstandig naamwoorden met -en opschrijven

Slide 3 - Tekstslide

Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit waarom het belangrijk is om schooltaalwoorden te kennen.
Wat weten jullie nog over het zelfstandig naamwoord en het werkwoord?
timer
1:00
Verschil tussen
zelfstandig naamwoord en werkwoord

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Zelfstandignaamwoord: namen van mensen, dieren,dingen, planten en begrippen

Lidwoord: de, het, een

Werkwoord: dingen die je kunt doen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk je dat het verschil is tussen zwakke- en sterke werkwoorden?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een sterk werkwoord...
A
blijft de klank hetzelfde
B
verandert de klank

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00
sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden
ontbijten
fietsen
zwemmen
schrikken

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Schrijven
    Gaan
  Maken
  Slapen
 Worden
 Fietsen
    Doen
   Lopen
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: Zelfstandig naamwoord in meervoud
Bijna alle zelfstandige naamwoorden kun je in het meervoud zetten. Bij heel veel zelfstandige naamwoorden zet je dan -en achter het woord.
- de leerling – de leerlingen
- het boek – de boeken

Soms moet je een extra letter opschrijven
 - de kat – de katten
Soms moet je een letter weglaten
  - de muur – de muren
Bij sommige meervouden moet je een letter veranderen
  - de neus – de neuzen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefeningen
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoorden kun je altijd in het meervoud zetten
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies bij het zelfstandig naamwoord de juiste spelling van het meervoud.

een laars, twee ...
A
laarzen
B
laarsen
C
larzen
D
larsen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan drie woorden. Kies bij elk zelfstandig naamwoord de juiste spelling van het meervoud.
1 Een bedrijf, twee …

A
bedrijven
B
bedrijfen
C
bedrijffen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een sterk werkwoord?
A
schilderen
B
roepen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beginnen, bieden, bijten en blazen
B
kijken, klagen, kosten, krabben
C
mailen, masseren, melden, mompelen
D
raden, regeren, roepen en ruiken

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN sterk werkwoord?
A
schrijven
B
typen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een zwak of sterk werkwoord?
WAREN
A
Zwak
B
Sterk

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwak of sterk werkwoord?

Klappen
A
Zwak
B
Sterk

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwak of sterk werkwoord?

Vechten
A
Zwak
B
Sterk

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwak of Sterk werkwoord:
denken
A
sterk
B
zwak

Slide 27 - Quizvraag

jullie/kleine lesafsluiting
Zwak of Sterk werkwoord:
zitten
A
sterk
B
zwak

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke zelfstandige naamwoorden verandert de -s in een -z als je er meervoud van maakt?

1. gans - 2. kers - 3. bos - 4. wens - 5. laars - 6. vaas - 7. das
A
1, 2 en 6
B
1 en 5
C
1, 4, 5 en 6
D
1, 5 en 6

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies