3.8 Spelling | deel 2

3.8 Spelling
Persoonsvorm
Sterke werkwoorden in de verleden tijd
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.8 Spelling
Persoonsvorm
Sterke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel van vandaag 
In deze paragraaf leer je:
• hoe je sterke werkwoorden in de verleden tijd spelt;
hoe je het meervoud op -en van zelfstandig naamwoorden schrijft;
• acht dicteewoorden.

Slide 2 - Tekstslide

VANDAAG IN DE LES 

Toets spelling
29 november

Herhalen
persoonsvorm in de verleden tijd

Vandaag
3.8 Spelling
meervoud van -en van zelfstandig naamwoorden

Zelfstandig werken

Terugblik
Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik vorige les
De persoonsvorm verleden tijd
persoonsvorm is het werkwoord in de zin. Dit woord geeft aan wat iemand of iets doet of ondervindt.


Maar hoe zat dat ook alweer met sterke- en zwakke werkwoorden?


Sterke werkwoorden
Klankveranderend

Ik loop / Ik liep

Zwakke werkwoorden
Klankvast

Ik praat / Ik praatte

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Meervoud op -en

Slide 6 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, een dier, een plant of een ding.
 

Bijna alle zelfstandige naamwoorden kun je in het meervoud zetten.
Bij heel veel zelfstandige naamwoorden zet je dan -en achter het woord.
- de leerling – de leerlingen
- het boek – de boeken

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Let goed op de spelling van het meervoud.

- Soms moet je een extra letter opschrijven.
  de kat – de katten
- Soms moet je een letter weglaten.
  de muur – de muren
- Bij sommige meervouden moet je een letter veranderen.
  de neus – de neuzen

Slide 8 - Tekstslide

1. Je kunt elk zelfstandig naamwoord in het meervoud zetten.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

zelfstandig naamwoord
(enkelvoud)
zelfstandig naamwoord
(meervoud)
zelfstandig naamwoord
(verkleinwoord)
hond
honden
hondje
werk
werkje
tafels
foutje
toetsen
liefde

Slide 10 - Sleepvraag


Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord:
monnik
A
Monnikken
B
Monniken

Slide 11 - Quizvraag


Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord:
Paragraaf
A
Paragrafen
B
Paragraven

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer schrijf je het meervoud van een zelfstandig naamwoord met -ieën?
A
als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt.
B
als de klemtoon wel op de laatste lettergreep valt.
C
als een woord in het enkelvoud op -ee eindigt.

Slide 13 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Ga naar de digitale omgeving van talent
Hoofdstuk 3 paragraaf 8 (3.8 spelling)
Maken
Opdracht 6, 8, 9 en 11

Wat niet af is wordt huiswerk 
voor morgen...
Klaar?
Test jezelf maken C en D
of versterk jezelf (rode puntjes) 
timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide