Persoonsvorm, zinsdelen, lijdend voorwerp, gezegde

Grammatica
Aan het einde van de les kan ik in een zin:
- de zinsdelen vinden
- de persoonsvorm vinden
- het lijdend voorwerk vinden

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Aan het einde van de les kan ik in een zin:
- de zinsdelen vinden
- de persoonsvorm vinden
- het lijdend voorwerk vinden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
Hoe kan je de persoonsvorm vinden in een zin?

Tip: maak aantekeningen!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

meerdere antwoorden zijn mogelijk

Je vindt de persoonsvorm door
A
De tijd te veranderen
B
Een vraagzin te maken
C
Door de vraag 'Wie of wat + ....'
D
De zin van enkelvoud naar meervoud te veranderen ( andersom)

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Het regent het hele weekend.
A
Het
B
het hele weekend
C
weekend
D
regent

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Ashton klust de hele dag

Slide 7 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

Waarom pak je dat?

Slide 8 - Open vraag

Zinsdelen
Je kunt een zin in delen verdelen: de zinsdelen. Er is een heel gemakkelijke manier om dat te doen.

Dit wordt een goed moment om aantekeningen te maken

Slide 9 - Tekstslide

Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is één zinsdeel.
Stap 1: Zoek de persoonsvorm
Stap 2: Kijk wat welke delen van de zin voor de persoonsvorm passen

Slide 10 - Tekstslide

Stap 1: Wat is de persoonsvorm

Ik heb dat cadeau aan Dane gegeven

Slide 11 - Open vraag

Stap 2. Wat past er voor de persoonsvorm?
Ik heb dat cadeau aan Dane gegeven.
Dat cadeau heb ik aan Dane gegeven.
Aan Dane heb ik dat cadeau gegeven.

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn de zinsdelen?
meer antwoorden mogelijk
Felix heeft een vraag.
A
vraag
B
Felix
C
heeft
D
een vraag

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de zinsdelen?
( meerdere antwoorden mogelijk)
Ik vind taal erg leuk.
A
Ik vind
B
taal erg leuk
C
taal
D
leuk

Slide 14 - Quizvraag

Schrijf het derde zinsdeel op

Oma gaat naar de dierentuin.

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het derde zinsdeel op

Wie ben jij?

Slide 16 - Open vraag

Wat zijn de werkwoorden?
Tip
Maak aantekeningen! 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Klik de werkwoorden aan

Ik loop
A
Ik
B
loop

Slide 19 - Quizvraag

Klik de werkwoorden aan

Ik heb vandaag gelopen.
A
Ik
B
heb
C
gelopen
D
heb gelopen

Slide 20 - Quizvraag

Klik de werkwoorden aan

Ik wilde vorige week komen lopen.
A
wilde
B
komen lopen
C
wilde komen lopen
D
komen

Slide 21 - Quizvraag

Schrijf de werkwoorden op:
De pakketbezorger bezorgde het pakketje thuis.

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de werkwoorden op:

Ik ben gisteren door de regen gefietst

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de werkwoorden op:
Hebben zij de boeken gelezen?

Slide 24 - Open vraag

Onderwerp
Tip
Maak aantekeningen!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Mijn tablet maakt een vreemd geluid.
A
tablet
B
mijn tablet
C
maakt
D
een vreemd geluid

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Vorige week wilden Given, Chloë en Luna een cadeaubon gaan kopen.
A
Vorige week
B
wilden
C
Given
D
Given, Chloë en Luna

Slide 28 - Quizvraag

Hoe vind ik het lijdend voorwerp?

Wist je dat je dingen beter kan onthouden wanneer je aantekeningen maakt?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Hij heeft een voetbal gevonden.
persoonsvorm: heeft
zinsdelen maken
werkwoorden: heeft gevonden
onderwerp: Wie/wat heeft gevonden?: hij
lijdend voorwerp: wie/wat heeft hij gevonden?: een voetbal

Slide 31 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn tablet maakt een vreemd geluid.
A
Mijn tablet
B
maakt
C
een vreemd geluid
D
er is geen lijdend voorwerp in deze zin

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Aan Duco geef ik volgende week een presentje.
A
Aan Duco
B
volgende week
C
een presentje
D
Er is geen lijdend voorwerp in deze zin

Slide 33 - Quizvraag

Schrijf het lijdend voorwerp op:
Sky en Li-shai eten pindakaas

Slide 34 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Alle leerlingen hebben aantekeningen gemaakt.

Slide 35 - Open vraag

Schrijf het lijdend voorwerp op:
Wil je mij even optillen?

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

Veel succes!

Slide 38 - Tekstslide