Hoofdstuk 2 Grammatica les 3 woordsoorten les 1

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek;
  • je laptop (log in bij LessonUp);
  • je schrift (heb je het aantal fouten genoteerd?).
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek;
  • je laptop (log in bij LessonUp);
  • je schrift (heb je het aantal fouten genoteerd?).

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Wat weet je van grammatica zinsdelen?
  • Uitleg nieuw woordsoort
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Maak van 2.7 in je leerwerkboek en schrift: 9, 10 en 12.
Kijk na en verbeter (via Magister).

Ik wil per vraag horen hoeveel fouten je had.


Slide 3 - Tekstslide

Bij vraag 9:
Hoeveel zinnen van de 4 had je fout?

Slide 4 - Open vraag

Hoeveel zinnen van opdracht 10 had je fout? Kijk naar de gehele zin.
Het waren er zeven.
A
0 tot 1 fout
B
2 tot 3 fout
C
4 tot 5 fout
D
6 tot 7 fout

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel zinnen van opdracht 12 had je fout? Kijk naar de gehele zin.
Het waren er zeven.
A
0 tot 1 fout
B
2 tot 3 fout
C
4 tot 5 fout
D
6 tot 7 fout

Slide 6 - Quizvraag

Welke vraag was lastig?

Slide 7 - Tekstslide

Even testen


Wat weet je nu van grammatica zinsdelen?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een splitsbaar werkwoord?
A
fietsen
B
opbellen
C
vertellen
D
vergaderen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het wg in de zin:
Hij is cupcakes aan het bakken.
A
is
B
is bakken
C
is aan het bakken
D
geen wg

Slide 10 - Quizvraag

Waarmee begint een onderwerp of een lijdend voorwerp nooit?
A
met een lidwoord
B
met een voorzetsel
C
met een zelfstandig naamwoord
D
met een bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?
A
Zet de zin in een andere tijd
B
Wie/wat + gezegde?
C
Wie/wat + gezegde + o?
D
Wie/wat + gezegde + o + lv

Slide 12 - Quizvraag

2.8 Grammatica woordsoorten
Hoofdstuk 1: zelfstandig naamwoord, werkwoord en lidwoord

Nieuw in hoofdstuk 2:
  • (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
  • voorzetsel

Slide 13 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
We kijken het filmpje uit de methode.

Schrijf op:
  • kenmerken bijvoeglijk naamwoord
  • kenmerken stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (p. 119)
  • Zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
  • Staat voor het zn, maar soms ook los.
  • Vorm met e en zonder e

Het mooie huis. Het huis is mooi.
Een mooi huis.

Slide 15 - Tekstslide

Stoffelijk bn (p. 119)
  • Zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
  • Eindigen meestal op -en.
  • Veranderen niet van vorm.

Het houten huis.
Een houten huis.
een plastic tas
een suéde tas
een aluminium buis
een nylon tent

Slide 16 - Tekstslide

Een woord is een vz als: p. 121
je het kunt schrijven vóór de kast of..
je het kunt schrijven vóór de vakantie.
onder, boven, naast, in, tegen, op, aan
in, tijdens, vanwege, gedurende

Slide 17 - Tekstslide

Voorzetsel: onthouden!
Aan het begin van een zinsdeel: 
  • Tijdens de vakantie ga ik skiën.
Of verderop: 
  • Op het dak van het huis staat een schoorsteen.

Belangrijk: onderwerp en lijdend voorwerp starten nooit met een voorzetsel.

Slide 18 - Tekstslide

Werkmoment
  • Maak in je leerwerkboek en schrift van 2.8: 1, 5 en 7.
  • Loop je vast? Lees nog eens de theorie en/of gebruik het overzicht op pagina 203.
  • Kijk na, verbeter en schrijf op hoeveel fouten je had.

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting
  • Huiswerk: zie magister.
  • We gaan verder met 2.8 grammatica woordsoorten.

Slide 20 - Tekstslide