In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2
Dat kan ik ook!
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Girl wit a balloon - Banksy
Slide 3 - Tekstslide
onderwijs.hetarchief.be
Slide 4 - Link
Eerste indruk effect
In eerste instantie kan je een kunstwerk heel lelijk of niet goed begrijpen.
Je eerste indruk dat je hebt van een kunstwerk, is heel persoonlijk en niet verkeerd.
Link met psychologie => primacy effect
Slide 5 - Tekstslide
Soorten oordelen
1. Kennisoordeel
2. Gevoelsoordeel
3. Gedragsoordeel
Slide 6 - Tekstslide
Context
Waarom is context zo belangrijk bij kunst?
Wordt een kunstwerk op straat evenveel geapprecieerd als in een museum?
Experiment met de bekende violist Joshua Bell
Slide 7 - Tekstslide
Kunstcriteria
1. Originaliteit
2. Emotionele lading
3. Vakmanschap
4. Economische waarde
5. Esthetische waarde
6. Maatschappijkritiek
Slide 8 - Tekstslide
1. Originaliteit
Hedendaagse kunst moet origineel en vernieuwend zijn.
Vroeger werd kunst vooral in opdracht van iemand anders gemaakt, dat is nu niet meer zo.
De kunstenaar is nu eerder een uitvinder of knutselaar
Slide 9 - Tekstslide
onderwijs.hetarchief.be
Slide 10 - Link
2. Emotionele lading
Kunst moet je ontroeren, moet iets doen met je.
Niet enkel positieve emoties, maar ook afkeer, verontwaardiging, woede...
Slide 11 - Tekstslide
3. Vakmanschap
Kunst is een ambacht.
Vroeger moest de werkelijkheid zo goed mogelijk nagebootst worden.
Vandaag moet het niet realistisch zijn.
Maar wie goed kan tekenen, schilderen, beeldhouwen, dansen... wordt nog steeds als een groot kunstenaar gezien.
Slide 12 - Tekstslide
4. Economische waarde
Iets is pas kunst, als het veel waard is, of veel geld opbrengt. Vroeger was het enkel de elite die dit kon bestellen en betalen, het gewone volk kreeg hier geen toegang tot. Dit is vandaag de dag nog steeds zo.
Slide 13 - Tekstslide
onderwijs.hetarchief.be
Slide 14 - Link
5. Esthetische waarde
Een werk krijgt een esthetische waarde als het mooi wordt gevonden. Die schoonheid zit o.a.