In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les
Hebben we het gehad over verschillende stijlfiguren.
Repetitio - Herhaling van woorden, woordgroepen of zinsdelen.
Enumeratie - opsomming
Tegenstelling - bv: oorlog -> vrede
Paradox - Een paradox is een schijnbare tegenstelling, terwijl de woorden toch met elkaar verbonden zijn. bv: 'Kalm aan, en rap een beetje! '
Eufemisme - stijlfiguur waarmee iets mooier, vriendelijker of minder onaangenaam wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is. bv: heengaan ipv overleden.
Hyperbool - Overdrijving. bv: Ik sta hier al 100 uur te wachten.
Slide 2 - Tekstslide
Deze les
Korte terugblik op de vorige les.
Havo: Understatement, ironie, sarcasme
Vwo: Understatement, ironie, sarcasme, pleonasme, tautologie en retorische vraag.
Slide 3 - Tekstslide
Een paradox is een
A
schijnbare tegenspraak
B
tegenstelling
C
herhaling
D
antithese
Slide 4 - Quizvraag
Soms zijn je vrienden een groter gevaar dan je vijanden
A
paradox
B
tegenstelling
C
hyperbool
D
opsomming
Slide 5 - Quizvraag
Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.
A
Paradox
B
repetitie
Slide 6 - Quizvraag
Ik WORD KNETTERGEK van je gezeur.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
Slide 7 - Quizvraag
Mijn tante heeft voor één ochtend in de week een INTERIEURVERZORGSTER.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool
Slide 8 - Quizvraag
Hij heeft GEEN KLAP uitgevoerd voor de proefwerkweek.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool
Slide 9 - Quizvraag
Je hebt mensen en mensen.
A
Paradox
B
Anticlimax
C
Repititio
D
Enumeratio
Slide 10 - Quizvraag
Hij riep, schreeuwde, brulde het uit van de pijn.
A
opsomming (anticlimax)
B
C
D
opsomming (climax)
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Havo heeft de theorie nu uitgespeeld. VWO gaat nog even door en leert ook pleonasme, tautologie en retorische vraag.
VWO leert ook pleonasme, tautologie en retorische vraag.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Welk stijlfiguur herken je? De verdediger schoot de strafschop HUIZENHOOG over.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
Slide 19 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je? Het ongeluk was veroorzaakt door een dame VAN GEVORDERDE LEEFTIJD.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
Slide 20 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je? Wat een mooie rode aardbeien!
A
tautologie
B
pleonasme
C
overdijving
D
understatement
Slide 21 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je? Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
pleonasme
Slide 22 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je? Door de regen kon je de overkant haast bijna niet meer zien.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 23 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je? Ik sta hier al eeuwen op te wachten
A
Overdrijving
B
Understatement
C
Eufemisme
Slide 24 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je? 'Ik heb EEN MAZZELTJE gehad', zei de winnaar van de jackpot.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
Slide 25 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je? Helaas moest Kees zijn oude hond Willem laten INSLAPEN.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
Slide 26 - Quizvraag
Welk onderdeel vind jij nog lastig?
Slide 27 - Open vraag
Ook vwo heeft alle theorie gehad
Slide 28 - Tekstslide
Opdracht/huiswerk
Maak een gedicht/rijmsel aan de hand van de het volgende rijmschema.
Eerste: AABB
Tweede: ABAB
Derde: ABBA
Zorg dat er in je opdracht minimaal 1 hyperbool (overdrijving), 1 metonymia (ander woord zonder vergelijking, bv: koppen tellen ipv leerlingen tellen). en 1 paradox (Een paradox is een schijnbare tegenstelling, terwijl de woorden toch met elkaar verbonden zijn. bv: 'Kalm aan, en rap een beetje!')
Slide 29 - Tekstslide
Wat ging goed?
Slide 30 - Tekstslide
Ik weet waar ik de verschillende stijlfiguren kan vinden
Ja
Nee
Een beetje
Slide 31 - Poll
Ik kan de verschillende soorten stijlfiguren herkennen.