Fictie & Poëzie les 7: stijlfiguren 2

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
  • Hebben we het gehad over verschillende stijlfiguren.
  • Repetitio - Herhaling van woorden, woordgroepen of zinsdelen.
  • Enumeratie - opsomming
  • Tegenstelling - bv: oorlog -> vrede
  • Paradox - Een paradox is een schijnbare tegenstelling, terwijl de woorden toch met elkaar verbonden zijn.  bv: 'Kalm aan, en rap een beetje! '
  • Eufemisme - stijlfiguur waarmee iets mooier, vriendelijker of minder onaangenaam wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is. bv: heengaan ipv overleden.
  • Hyperbool - Overdrijving. bv: Ik sta hier al 100 uur te wachten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Korte terugblik op de vorige les.

Havo: Understatement, ironie, sarcasme
Vwo: Understatement, ironie, sarcasme, pleonasme, tautologie en retorische vraag.

Slide 3 - Tekstslide

Een paradox is een
A
schijnbare tegenspraak
B
tegenstelling
C
herhaling
D
antithese

Slide 4 - Quizvraag

Soms zijn je vrienden een groter gevaar dan je vijanden
A
paradox
B
tegenstelling
C
hyperbool
D
opsomming

Slide 5 - Quizvraag

Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.
A
Paradox
B
repetitie

Slide 6 - Quizvraag

Ik WORD KNETTERGEK van je gezeur.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 7 - Quizvraag

Mijn tante heeft voor één ochtend in de week een INTERIEURVERZORGSTER.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 8 - Quizvraag

Hij heeft GEEN KLAP uitgevoerd voor de proefwerkweek.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 9 - Quizvraag

Je hebt mensen en mensen.
A
Paradox
B
Anticlimax
C
Repititio
D
Enumeratio

Slide 10 - Quizvraag

Hij riep, schreeuwde, brulde het uit van de pijn.
A
opsomming (anticlimax)
B
C
D
opsomming (climax)

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Havo heeft de theorie nu uitgespeeld. VWO gaat nog even door en leert ook pleonasme, tautologie en retorische vraag.
VWO leert ook pleonasme, tautologie en retorische vraag.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welk stijlfiguur herken je?
De verdediger schoot de strafschop HUIZENHOOG over.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 19 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Het ongeluk was veroorzaakt door een dame VAN GEVORDERDE LEEFTIJD.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 20 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Wat een mooie rode aardbeien!
A
tautologie
B
pleonasme
C
overdijving
D
understatement

Slide 21 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
pleonasme

Slide 22 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Door de regen kon je de overkant haast bijna niet meer zien.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 23 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Ik sta hier al eeuwen op te wachten
A
Overdrijving
B
Understatement
C
Eufemisme

Slide 24 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
'Ik heb EEN MAZZELTJE gehad', zei de winnaar van de jackpot.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 25 - Quizvraag

Welk stijlfiguur herken je?
Helaas moest Kees zijn oude hond Willem laten INSLAPEN.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 26 - Quizvraag

Welk onderdeel vind jij nog lastig?

Slide 27 - Open vraag

Ook vwo heeft alle theorie gehad

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht/huiswerk
Maak een gedicht/rijmsel aan de hand van de het volgende rijmschema.

Eerste: AABB

Tweede: ABAB

Derde: ABBA

Zorg dat er in je opdracht minimaal 1 hyperbool (overdrijving), 1 metonymia (ander woord zonder vergelijking, bv: koppen tellen ipv leerlingen tellen). en 1 paradox (Een paradox is een schijnbare tegenstelling, terwijl de woorden toch met elkaar verbonden zijn. bv: 'Kalm aan, en rap een beetje!')

Slide 29 - Tekstslide

Wat ging goed?

Slide 30 - Tekstslide

Ik weet waar ik de verschillende stijlfiguren kan vinden

Ja
Nee
Een beetje

Slide 31 - Poll

Ik kan de verschillende soorten stijlfiguren herkennen.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 32 - Poll

Ik weet wat een understatement is
Ja
Nee
Een beetje

Slide 33 - Poll

Ik weet wat ironie is
Ja
Nee
Een beetje

Slide 34 - Poll

Ik weet wat ik allemaal moet leren voor de toets

Ja
Nee
Een beetje

Slide 35 - Poll