Oefenen hoofdstuk 1/2/4

Oefenen voor Yes-week 1
Hoofdstukken 1, 2 en 4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen voor Yes-week 1
Hoofdstukken 1, 2 en 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Nationaal inkomen van een land is € 800 miljard.
Er wonen 12 miljoen mensen.
Wat is het inkomen per hoofd?
Afronden op hele Euro

A
€ 666.666
B
€ 6.666
C
€ 66.666
D
€ 666

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staan de letters CPI voor?
A
Consumenten Prijs Indexcijfer
B
Consumenten Product Informatie
C
Centrale Prijs Inspectie
D
Collectieve Prijs Introductie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een onderdeel van de marketingmix?
A
Promotie
B
Supermarkt
C
Doelgroep
D
Problemen oplossen

Slide 4 - Quizvraag

De 5 P's
Van de consumentenprijzen is gegeven dat:
CPI 2022 = 145
CPI 2010 = 120
Met hoeveel procent is het algemene prijspeil in deze periode veranderd? Gebruik rekenmachine
A
17,2%
B
20,8%
C
25%
D
45%

Slide 5 - Quizvraag

(nieuw-oud) : oud x 100% = stijging of daling 
Is dit sluikreclame?
A
ja
B
nee
C
misschien
D
iwn (ik weet niet)

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je inkomen blijft gelijk en de prijzen stijgen met 1,5%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt
C
blijft gelijk
D
door substitutie maakt het niet uit

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
ontwikkeling
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is er hier sprake van conjuncturele werkloosheid?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Werkloosheid die ontstaat door onderbesteding
Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?

A
werkgevers
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een tekort op de arbeidsmarkt zijn er te veel ....
A
banen
B
werknemers
C
werkzoekenden
D
werklozen

Slide 11 - Quizvraag

Bij een tekort op de arbeidsmarkt zijn er te veel openstaande vacatures en te weinig beschikbare werknemers om deze vacatures in te vullen.

Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer ....
A
aanbod
B
vraag

Slide 12 - Quizvraag

Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer aanbod van arbeidskrachten dan vraag van werkgevers naar werknemers.
Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
Stichting
D
VOF

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
Stichting
D
BV

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist:
I: Vrijwilligerswerk is een voorbeeld van grijs werk.
II: Een drugsdealer werkt in de formele sector.
A
Beide zijn juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
1 is onjuist, 2 is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar heb je als ZZP'er geen recht op en als werknemer in loondienst wel?
A
Salaris
B
Vakantiegeld
C
ww-uitkering
D
Vakantiedagen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kredietkosten?
A
geleende bedrag + rente
B
alles wat je méér terugbetaalt dan je geleend hebt (rente)
C
geleend bedrag - rente

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie bepaalt de hoogte van de rente?
A
De Nederlandsche bank
B
De Europese Centrale bank
C
vraag en aanbod van geld
D
de Nederlandse Overheid

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de rente wordt verlaagd dan:
A
Sparen de mensen meer
B
lenen de mensen meer
C
wordt het geld minder waard
D
wordt het geld meer waard

Slide 19 - Quizvraag

Lenen wordt "goedkoper" dus aantrekkelijker voor mensen.

Bij lage rente is sparen niet aantrekkelijk, omdat mensen daar weinig rente voor krijgen.
Bij wie kun je terecht voor informatie en tips over budgetteren?
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
De bank
D
het Nibud

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb op mijn bankrekening € 60. Ik ga naar de bank en pin € 30. Wat gebeurt er met mijn geldhoeveelheid?
A
Giraal stijgt, chartaal stijgt
B
Giraal stijgt, chartaal daalt
C
Giraal daalt, chartaal stijgt
D
Giraal daalt, chartaal daalt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

!!Geld lenen kost geld!!
Welk deel maakt het dat geld lenen geld kost?
A
Aflossing
B
Aflossing en rente
C
Rente

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke formule bereken je de stijging, groei, afname of daling in procenten?
A
nieuw-oud : oud x 100
B
(nieuw-oud) : oud x 100
C
(oud - nieuw) : 100
D
(deel : geheel) x 100

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lorenzcurve is bedoeld als middel om:
A
duidelijk te maken hoe oneerlijk verschillende salarissen zijn
B
aan te geven hoe inkomsten zijn verdeeld over de bedrijven
C
aan te geven hoe het vermogen is verdeeld door de overheid in een land
D
aan te geven hoe het nationaal inkomen is verdeeld over bevolking in een land

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik verdien weinig geld, maar heb veel vrienden en voel me goed. Hier is sprake van:
A
welvaart
B
welzijn
C
maatschappij
D
inflatie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is er sprake van duurzaam consumeren?
A
Als je op zoek bent naar een product voor de laagste prijs
B
Als je met jouw aankopen rekening houdt met de gevolgen voor anderen en het milieu
C
Als je iets zelf maakt

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een test van gelijksoortige producten van verschillende merken, uitgevoerd door consumentenorganisaties?
A
panelonderzoek
B
vergelijkend warenonderzoek
C
consumententest
D
EQ test

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies