4.2 Gedicht beeldspraak

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon ligt in de kluis.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • We luisteren naar elkaar.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon ligt in de kluis.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • We luisteren naar elkaar.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Programma

1. Lesdoel: 
We gaan aan de slag met beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie.
Aan het einde van de les begrijp je wat beeldspraak inhoudt en kan je  dit toepassen.

2. Alleen of in duo´s oefeningen maken
3. Terugkoppeling leerdoelen  met quiz
4.2 Gedicht

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak
Wat komt krachtiger over?:
  
'Usain Bolt is heel erg snel.' 

OF 

'Usain Bolt: sneller dan een bliksemschicht!'

Slide 3 - Tekstslide







Beeldspraak is dus altijd figuurlijk.

Door beeldspraak komt de boodschap vaak krachtiger over.






Slide 4 - Tekstslide

Waar komt beeldspraak voor?
In het dagelijkse taalgebruik: mondeling en schriftelijk.

Je krijgt het mee door je opvoeding. Je gebruikt het vaak onbewust. Zoals spreekwoorden en uitdrukkingen.

Beeldspraak komt ook veel voor in gedichten. De dichter probeert ons door beeldspraak op een andere manier naar de werkelijkheid te laten kijken.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Beeldspraak
Vier vormen:  

  1. Vergelijking
  2. Metafoor
  3. Personificatie
  4. Synesthesie


Slide 7 - Tekstslide

Vergelijking
Lisa en Edith lijken als twee druppels water op elkaar 
Beeld
werkelijkheid

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking

Slide 9 - Tekstslide

Metafoor

Slide 10 - Tekstslide

Wat een zwijnenstal!
Beeld

Slide 11 - Tekstslide

Metafoor

Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:

  • Kleine potjes hebben grote oren = kinderen horen alles 
  • Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. ...
  • De appel valt niet ver van de boom. ...
  • Nu breekt mijn klomp!


Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een vergelijking en metafoor?

Slide 13 - Tekstslide

Wat is hier aan de hand?

 De golven aaien de zwemmers.

 De wind fluistert zacht jouw naam.
De stoel omarmde het meisje.
De peer lustte wel een appeltje.


Slide 14 - Tekstslide

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als levend persoon. Het ding krijgt menselijke eigenschappen.  

Papier is geduldig

Stel de controle vraag: 
"Kan papier geduldig zijn?" Als het antwoord nee is, is het een personificatie. 

Slide 15 - Tekstslide

Synesthesie

Slide 16 - Tekstslide

Even checken...


Log in met de code op LessonUp

Slide 17 - Tekstslide

De tijd kruipt voorbij.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 18 - Quizvraag

Zij is zo sterk als een beer
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 19 - Quizvraag

Marleen kijkt door een roze bril.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 20 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 21 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 22 - Quizvraag

zo lek als een zeef
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht beeldspraak
Wat: zoek op het internet een voorbeeld van: een metafoor,  vergelijking en personificatie. Zorg dat je van elk 3 voorbeelden opschrijft . 
Hoe: internet, schrijf ze op in je schrift (of in Word)
Tijd: 10 minuten
Extra: kun je voorbeelden van synesthesie vinden?
Klassikaal nabespreken

timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon ligt in de kluis.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • We luisteren naar elkaar.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

filmpje beeldspraak in de politiek...

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Denk na ....
  • Welke 4 vormen van beeldspraak zijn er ook alweer?
  • En wat houdt elk in?

Slide 28 - Tekstslide

Beeldspraak
Vier vormen:  

  1. Vergelijking
  2. Metafoor
  3. Personificatie
  4. Synesthesie


Slide 29 - Tekstslide

Vergelijking
Lisa en Edith lijken als twee druppels water op elkaar 
Beeld
werkelijkheid

Slide 30 - Tekstslide

Wat een zwijnenstal!
Beeld

Slide 31 - Tekstslide

Wat is hier aan de hand?

 De golven aaien de zwemmers.

 De wind fluistert zacht jouw naam.
De stoel omarmde het meisje.
De peer lustte wel een appeltje.


Slide 32 - Tekstslide

Synesthesie

Slide 33 - Tekstslide

Een paar vragen

Slide 34 - Tekstslide

Zo doof als een...
A
kabouter
B
spin
C
mol
D
kwartel

Slide 35 - Quizvraag

Leven als god in.....
A
Parijs
B
Frankrijk
C
een Belgisch bad
D
de hemel

Slide 36 - Quizvraag

De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 37 - Quizvraag

de samenleving is ziek
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie

Slide 38 - Quizvraag

Hij verhuist naar een paradijs.
A
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 39 - Quizvraag

Beeldspraak en gedichten
Beeldspraak vind je vaak in gedichten.


Slide 40 - Tekstslide

Eb is een verlegen zee.
Vloed een zee vol moed.
Als jij kijkt – eb ik weg.
Spaar ik moed voor later.
Als ik eb – kijk jij weg.
Spring je in het water.

Maar,
morgen zal ik dapper vloed,
morgen zal ik overstromen, zal ik als brutale branding bij je op de koffie komen.

Slide 41 - Tekstslide

De schrijver vergelijkt 'eb' met 'verlegen'. Wat is de overeenkomst?

Slide 42 - Open vraag

Geef twee voorbeelden van een
personificatie in het gedicht.
Eb is een verlegen zee.
Vloed een zee vol moed.
Als jij kijkt – eb ik weg.
Spaar ik moed voor later.
Als ik eb – kijk jij weg.
Spring je in het water.

Maar,
morgen zal ik dapper vloed,
morgen zal ik overstromen, zal ik als brutale branding bij je op de koffie komen.

Slide 43 - Open vraag

Waar gaat het over in dit gedicht?

Slide 44 - Open vraag

Blooket!

Slide 45 - Tekstslide

Vroeger

het leven opent haar hand
voor mijn ogen in de nacht: ik lach
zoals parels zijn wij gevonden en
als een parelsnoer vallen wij uiteen

ik schrijf een brief naar hem in 
verre landen, een oud liedje,
gaat er door mijn hoofd, een lik
van de postzegel echter en wij zijn vast

van statige woorden als een douche
wat zeep om schoon te worden
en ik droom van oude gedichten 
en ik droom van een oud boek.
personificatie 
Vergelijking met als


vergelijking met als

Geen personificatie

Slide 46 - Sleepvraag