11.1 Erfelijke eigenschappen

Wat gaan we doen in deze les?
  • Uitleg 11.1
  • Opdrachten maken
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen in deze les?
  • Uitleg 11.1
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
  • Eigenschappen zijn kenmerken .
  • Deze eigenschappen krijg je van ouders -> erfelijke eigenschappen.
  • Erfelijke eigenschappen zien er bij iedereen anders uit. Dit noem je fenotype (uiterlijk)

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende fenotypen bij honden

Slide 4 - Tekstslide

Aanleg
  • Van sommige eigenschappen weet je pas dat je ze hebt wanneer je ze gaat gebruiken. Je hebt dan aanleg geërfd.

  • Het fenotype is afhankelijk van de erfelijke eigenschappen en invloeden uit de omgeving.

Slide 5 - Tekstslide

Fenotype
  • Van sommige eigenschappen weet je pas dat je ze hebt wanneer je ze gaat gebruiken. Je hebt dan aanleg geërfd.

  • Het fenotype is afhankelijk van de erfelijke eigenschappen en invloeden uit de omgeving.

Slide 6 - Tekstslide

Waar zit de informatie voor je eigenschappen?
  • In de celkern van cellen zitten dunne draden; de chromosomen

  • Chromosomen bestaan voor het grootste deel uit DNA.

  • DNA  bevat alle informatie van jouw lichaam.

Slide 7 - Tekstslide

Chromosomen
  • Lichaamscellen van mensen hebben 23 paar chromosomen (dus 46 chromosomen in totaal).

  • Één chromosomen paar bepaalt je geslacht. Dit noemen we de geslachtschromosomen. Deze worden aangegeven met de letter X en Y.

  • Vrouwen hebben twee X-chromosomen (XX), mannen hebben één X-chromosoom en één Y-chromosoom (XY).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noemen we de erfelijke eigenschappen die op de chromosomen liggen?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 11 - Quizvraag

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 12 - Quizvraag

Chromosomen doorgeven
  • Geslachtscellen hebben van elk chromosomenpaar 1 chromosoom, dus 23 chromosomen.
  • Bij de bevruchting smelten de kernen van de zaadcel en eicel samen en heb je 23 + 23 weer 46 chromosomen. (23 paren)

Slide 13 - Tekstslide

Chromosomen doorgeven
Vader bepaalt geslacht, want
  1. Vrouwen kunnen alleen x doorgeven
  2. Mannen kunnen x of y doorgeven

Slide 14 - Tekstslide

Van 46 naar 23
Splitsing van een chromosoom heet reductiedeling of meiose.

Dit gebeurt in de zaadcellen en de eicellen.

Slide 15 - Tekstslide

Van 46 naar 23
 Gewone lichaamscel delen = mitose of gewone celdeling

Slide 16 - Tekstslide

Van 46 naar 23
 Gewone lichaamscel delen = mitose of gewone celdeling

Slide 17 - Tekstslide

Bij de mitose ontstaan nieuwe cellen die..........
A
Een ander aantal chromosomen heeft
B
Het zelfde aantal chromosomen heeft

Slide 18 - Quizvraag

Eicellen van een plant bevatten 16 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat de cel van een blad van deze plant?
A
16
B
32

Slide 19 - Quizvraag

Reductiedeling noemen we ook wel ...
A
Mitose
B
Matrose
C
Microse
D
Meiose

Slide 20 - Quizvraag

De kern van een bepaalde cel van een wasbeer bevat 19 chromosomen.

Is deze cel ontstaan door gewone celdeling of reductiedeling?
A
gewone celdeling
B
reductiedeling

Slide 21 - Quizvraag


Je ziet hier
A
een cel, celkern, genen
B
een cel, celkern, chromosomen
C
een celkern, chromosomen, genen
D
een celkern, genen, DNA

Slide 22 - Quizvraag

Alle genen van een organisme bij elkaar noemen we een...
A
Genenpoel
B
Fenotype
C
Genotype
D
Menselijke genen

Slide 23 - Quizvraag