Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Alles uit Hoofdstuk 2 Leswijs (Meesterwerken)
Alles uit Hoofdstuk 2 Leswijs (Meesterwerken)
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Alles uit Hoofdstuk 2 Leswijs (Meesterwerken)
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het onderwerp uit de zin:
Mijn buurman vertrekt vaak 's ochtends heel vroeg.
A
buurman
B
Mijn buurman
C
vertrekt
D
heel vroeg
Slide 2 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in de zin?
In de ochtend laat hij zijn hond altijd uit.
A
In de ochtend
B
hij
C
zijn hond
D
laat uit
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Mijn broer werkt nooit op zaterdag.
A
Mijn broer
B
werkt
C
werkt nooit
D
zaterdag
Slide 4 - Quizvraag
wat is de persoonsvorm?
Op maandag gaat hij vaak sporten.
A
gaat
B
gaat sporten
C
hij
D
op maandag
Slide 5 - Quizvraag
Onze medewerkers nemen vaak hun eigen lunch mee.
De pv staat in het......
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 6 - Quizvraag
Hoe laat gaat de bus naar Utrecht?
(De persoonsvorm staat in het ...)
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 7 - Quizvraag
Welke pv past hier?
Mijn familie ..... nooit op vakantie.
A
gaat
B
ga
C
gaan
Slide 8 - Quizvraag
Welke pv past hier?
Over twee dagen ..... de buren terug van vakantie.
A
kom
B
komt
C
komen
Slide 9 - Quizvraag
Welke pv is juist?
Iedereen .... wel eens iets.
A
vergeet
B
vergeten
Slide 10 - Quizvraag
Welk onderwerp past hier?
....... worden in het voorjaar weer langer.
A
De dag
B
De dagen
Slide 11 - Quizvraag
Welkonderwerp past hier?
Bij de politie ..... veel mensen.
A
werkt
B
werken
Slide 12 - Quizvraag
Waar moet een komma tussen?
Neem deze mee zei hij.
A
mee, zei
B
Neem, deze
C
deze, mee
Slide 13 - Quizvraag
Waar moet de komma tussen?
Luister hoe vaak heb ik dit al gezegd?
A
Luister, hoe
B
hoe, vaak
C
heb, ik
Slide 14 - Quizvraag
Waar moet de komma?
Als jij komt blijf ik thuis.
A
Als, jij
B
komt, blijf
C
ik, thuis
Slide 15 - Quizvraag
Waar moet de komma?
Ik wil een pizza met ui knoflook en champions.
A
wil, een
B
pizza, met
C
ui, knoflook
Slide 16 - Quizvraag
Waar moet het trema bij:
knieen?
A
kniëen
B
knïeen
C
knieën
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het juiste meervoud van:
porie
A
poriën
B
porieën
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het juiste meervoud van:
categorie
A
categoriën
B
categorieën
Slide 19 - Quizvraag
Welke samenstelling is juist?
A
bureauindeling
B
bureau-indeling
Slide 20 - Quizvraag
Welke samenstelling is juist?
A
kanotocht
B
kano-tocht
Slide 21 - Quizvraag
Welke samenstelling is juist?
A
directieoverleg
B
directie-overleg
Slide 22 - Quizvraag
Welke samenstelling is juist?
A
exvriend
B
ex-vriend
Slide 23 - Quizvraag
Welke samenstelling is juist?
A
CD-speler
B
CDspeler
Slide 24 - Quizvraag
Wat is juist?
A
zeeëgel
B
zee-egel
Slide 25 - Quizvraag
Wat is juist?
A
geërfd
B
ge-erfd
Slide 26 - Quizvraag
Is dit een samenstelling?
definitie
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quizvraag
Is dit een samenstelling?
koffiekopje
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quizvraag
Maak twee samenstellingen met het woord: thee
Slide 29 - Open vraag
Maak een woordslang: begin steeds met het laatste woord van de samenstelling:
plantenbak
Slide 30 - Open vraag
Welke samenstelling bestaat uit 2 zelfstandige naamwoorden?
A
voorpret
B
vakantiehuis
C
blauwdruk
D
graafmachine
Slide 31 - Quizvraag
Welke samenstelling is gemaakt met een voorzetsel?
A
opdruk
B
weekrooster
C
stoelpoot
Slide 32 - Quizvraag
Welke samenstelling is gemaakt met een bijvoeglijk naamwoord?
A
muisstil
B
spinnenweb
C
fietsenrek
Slide 33 - Quizvraag
Welke samenstelling is gemaakt met een werkwoord?
A
boekenkast
B
leerboek
C
kattenbak
Slide 34 - Quizvraag
Welke samenstelling is NIET goed gespeld?
A
20jarige
B
sportschool
C
CD-hoesje
D
Noord-Holland
Slide 35 - Quizvraag
Welk woord past hier?
Princes Amalia is ........ om later koningin te worden.
A
product
B
hoofdzaak
C
aankondiging
D
voorbestemd
Slide 36 - Quizvraag
Welk woord past hier?
Ik ben niet ..... om op een school te werken. Ik houd niet van kinderen.
A
benodigd
B
kenmerkend
C
geschikt
D
ingedeeld
Slide 37 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
SCC M4 L4 zinsleer bwb
Oktober 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
T2L9: Supertalenten
Februari 2023
- Les met
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
Mei 2022
- Les met
44 slides
Taal
Primary Education
Fase 2: Het gezegde - inoefenen
Augustus 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhaling 2A Examens
December 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
Maart 2024
- Les met
37 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
persoonsvorm en onderwerp
Mei 2022
- Les met
16 slides
Nederlands - onderwerp/persoonsvorm
Secundair onderwijs
persoonsvorm en onderwerp
September 2022
- Les met
12 slides
Nederlands
Lager onderwijs