Klas 2 - Thema C - Discussiëren les 2

THEMA C  
KUNST
Zitten volgens plattegrond
Log alvast in op LessonUp
Intro
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

THEMA C  
KUNST
Zitten volgens plattegrond
Log alvast in op LessonUp
Intro

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Thema C - Kunst
1. Huiswerk 
2. Lesdoelen
3. Verder met: discussie voeren
4. Feit, mening en argument: herhaling
5. Discussie voeren: hoe doe je dat?
6. Stellingen en argumenteren (opdracht)
7. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Huiswerk
Thema C - Kunst
Je hebt 3 argumenten voor of tegen de
onderstaande stelling in je schrift staan: 
'Graffiti is vandalisme, nooit kunst'

Je krijgt 5 minuten om hierover te discussiëren met je buurman/vrouw.
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

  • Je leert hoe je een goede discussie moet voeren;
  • Je leert het verschil tussen een mening en argument;
  • Je leert je mening onderbouwen.
Lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Een feit:

  • Uitspraak over iets wat waar of onwaar is.
  • Het is controleerbaar. Je kunt het opzoeken.




Feit 

Slide 6 - Tekstslide

Een mening:

  • Wat iemand ergens van vindt.
  • Het is niet controleerbaar. Je kunt het eens of oneens zijn. 
Mening

Slide 7 - Tekstslide

Een argument:

  • Reden: waarom je iets vindt.
  • Als je een mening hebt over iets, dan moet je
     altijd één of meerdere argumenten noemen om
     overtuigend te zijn:

Je gebruikt hiervoor de signaalwoorden: Omdat, want, daarom en namelijk.




Argument

Slide 8 - Tekstslide


Staat hier een feit, mening of argument?
Nederlands is het leukste vak op school. 
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quizvraag


Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts. 
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quizvraag


Staat hier een feit, mening of argument?
 Omdat ik een fijne klas heb, ga ik graag naar school.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quizvraag


Staat hier een feit, mening of argument?
Lessen op school vind ik leuker dan thuis

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quizvraag


Staat hier een feit, mening of argument?
Sporten is het leukste dat er is

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quizvraag


Staat hier een feit, mening of argument?
Ik zit in klas 2
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quizvraag


Staat hier een feit, mening of argument?
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quizvraag

Iets wat waar is of onwaar en wat je kunt controleren.
Iets wat iemand vindt en waarmee je het eens of oneens kunt zijn.
De reden waarom iemand iets vindt.
Een argument is...
Een feit is...
Een mening is...

Slide 16 - Sleepvraag

In een discussie praat je met anderen over een bepaald onderwerp of over een stelling. Bijvoorbeeld over een kunstwerk, serie of film. Een discussie kan je helpen om een mening te vormen over een onderwerp. Als je de mening van een ander overtuigend vindt, kun je van mening veranderen.
Discussiëren

Slide 17 - Tekstslide

Zo houd je een discussie:
  • Geef je mening en onderbouw
    deze met argumenten.
  • Luister naar elkaar en
    laat iedereen uitpraten.
  • Reageer op de argumenten
    van een ander.
  • Blijf bij het onderwerp.
Discussiëren

Slide 18 - Tekstslide

Een stelling kan het onderwerp van een discussie/debat vormen.

  • Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig.
  • Een stelling is nooit een vraag.
  • Een stelling bevat geen argumenten.

Voorbeeld: Ouders moeten altijd mee kunnen kijken met het internet- en telefoongedrag van hun kinderen
Stelling

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Kies twee van onderstaande stellingen. Vul voor beide stellingen het AUB-tabel in.
1.  Energiedrankjes moeten verboden worden op scholen.
2. Het is beter als leerlingen zelf mogen kiezen waar ze zitten in het klaslokaal.
3. Huiswerk zou verboden moeten worden.
4. Ouders moeten altijd mee kunnen kijken met het internet- en telefoongedrag van hun
    kinderen
5. Vuurwerkshows moeten worden vervangen door drone- en lichtshows

 Na 10 minuten gaan we de opdracht bespreken.
Klaar? Bedenk zelf een leuke stelling en schrijf deze onderaan je papier.
Opdracht
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide