HEJ 2t Thema C §4-5 Meningen beoordelen & discussiëren

THEMA C  
KUNST
Open je boek alvast op blz. 
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

Meningen beoordelen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

THEMA C  
KUNST
Open je boek alvast op blz. 
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

Meningen beoordelen

Slide 1 - Tekstslide

  • Je weet hoe een thema in elkaar zit.
  • Je weet het verschil tussen feiten en meningen.
  • Je weet wat argumenten zijn en kunt deze herkennen.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:
  • Verder werken aan Thema C;
  • in gesprek over de begrippen feit, mening, standpunt, argument.
  • vooruitblikken op de komende lessen.

Slide 3 - Tekstslide

  • Geen telefoons.
  • Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
  • Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
  • Als een klasgenoot aan het woord is,
    is de rest van de klas stil.
  • Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De studiewijzer
Eens
Oneens
Een schoolweek zou uit vier lesdagen moeten bestaan.

* De vier schooldagen die overblijven, duren dan wel langer.

Slide 6 - Tekstslide

Feit of mening?
'Het EK voetbal werd dit jaar in Duitsland gespeeld.'
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quizvraag

Feit of mening?
'Het nieuwe nummer van Nothing But Thieves is echt slecht.'
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quizvraag

Feit of mening?
'De herfstvakantie begint op
maandag 28 oktober.'
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quizvraag

Is een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. 
Je kunt een feit altijd controleren

De toetsweek start morgen.

Een feit

Slide 10 - Tekstslide

Een mening (ook wel standpunt) is een uitspraak over wat iemand vindt of hoe iemand ergens over denkt.
Je kunt het met een mening eens of oneens zijn.
Je herkent meningen aan signaalwoorden: Ik vind dat... Naar mijn mening... Volgens mij...
Een mening

Slide 11 - Tekstslide

Een standpunt = een houding die je aanneemt ten aanzien van een vraagstuk. Vaak kun je het ergens mee eens of oneens zijn.

Een argument = een feit dat jouw standpunt ondersteunt. Met goede argumenten maak je duidelijk waarom je een bepaald standpunt inneemt.
'Ik vind dat vapen verboden moet worden, omdat het slecht is voor je gezondheid.'
Standpunt en argument

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Zo beoordeel je de mening van een ander
Let op de inhoud!

1. Brengt de spreker zijn mening duidelijk onder woorden? Noemt de spreker feiten en geeft hij goede argumenten voor zijn mening?

2. Heeft de spreker verstand van het onderwerp? Iemand die door zijn studie of baan veel over het onderwerp weet, kan zijn mening duidelijk maken met behulp van feiten en ervaringen.
Meningen beoordelen

Slide 14 - Tekstslide

'Vandaag mogen we eerder naar huis, omdat ik jarig ben.'
A
Sterk argument
B
Zwak argument

Slide 15 - Quizvraag

'De lesdag moet later beginnen, want volgens experts krijgen jongeren niet genoeg slaap door de vroege aanvangstijd.'
A
Sterk argument
B
Zwak argument

Slide 16 - Quizvraag

Wat?
Thema C: Kunst - Meningen beoordelen
Opdracht 1 - Lees vraag 1 t/m 6 op blz. 165
Hoe?
We kijken samen het fragment, daarna beantwoord je de vragen. 
Opdracht 1 & 2
Wat?
Thema C: Kunst - Meningen beoordelen
Opdracht 2 - Lees vraag 1 t/m 4 op blz. 165-166
Hoe?
We kijken samen het fragment, daarna beantwoord je de vragen. 
Wat?
Lees nu vraag 5 t/m 7 van opdracht 2. Samen bekijken we het fragment en daarna beantwoord je de vragen.
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Wat?
Thema C: Kunst - Meningen beoordelen
Maak opdracht 3 op blz. 
Hoe?
Dit doe je samen. Je mag fluisterend overleggen.
Tijd?
Je krijg 5 minuten voor deze opdracht. 
Opdracht 3
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

THEMA C  
KUNST
Open je boek alvast op blz. 167 -168

Discussiëren

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2
Wat?
Thema C: Kunst - Discussiëren
Maak opdracht 2 op blz. 167 - 168
Hoe?
Alleen en in stilte.
Klaar?
Lees alvast de vragen door bij opdracht 1. We kijken het fragment samen. 
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 1
Wat?
Thema C: Kunst - Discussiëren
Opdracht  1 op blz. 162
Hoe?
We bekijken het samen het fragment, daarna beantwoord je de vragen. 

Slide 21 - Tekstslide

In een discussie praat je met anderen over een bepaald onderwerp of over een stelling. Bijvoorbeeld over een kunstwerk, serie of film. Een discussie kan je helpen om een mening te vormen over een onderwerp. Als je de mening van een ander overtuigend vindt, kun je van mening veranderen.
Discussiëren

Slide 22 - Tekstslide

Zo houd je een discussie:
  • Geef je mening en onderbouw
    deze met argumenten.
  • Luister naar elkaar en
    laat iedereen uitpraten.
  • Reageer op de argumenten
    van een ander.
  • Blijf bij het onderwerp.
Discussiëren

Slide 23 - Tekstslide

Een stelling kan het onderwerp van een discussie/debat vormen.

  • Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig.
  • Een stelling is nooit een vraag.
  • Een stelling bevat geen argumenten.

Voorbeeld: Ouders moeten altijd mee kunnen kijken met het internet- en telefoongedrag van hun kinderen
Stelling

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Stelling: 'Graffiti is vandalisme, nooit kunst.'
1. Werk samen. Kies wie voor en wie tegen de stelling is. 
2. Noteer drie argumenten voor of tegen de stelling in je schrift.
    Gebruik hiervoor tekst 1 en/of het internet
3. Bedenk bij ten minste één argument een voorbeeld waarmee
     je dat argument duidelijker maakt.
4. Houd de discussie. Luister goed naar elkaar en reageer op de       argumenten van de ander.
    

timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

  • Je weet hoe een thema in elkaar zit.
  • Je weet het verschil tussen feiten en meningen.
  • Je weet wat argumenten zijn en kunt deze herkennen.
Lesdoelen

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een feit?
Leg uit je in je eigen woorden.

Slide 28 - Open vraag

Geef een mening over het lokaal waar je nu zit.
Geef bij jouw mening ook een argument.
Antwoord in volledige zinnen.

Slide 29 - Open vraag

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 30 - Tekstslide