- on: dagen, data, openbaar vervoerof wanneer je ''bovenop'' bedoeld
- in: maanden, seizoenen, dagdelen, plekkenin de natuur, landen of wanneer je ''binnenin'' bedoeld
- at: tijden, feestdagen, specifieke locaties,huisnummers en gebouwen
Slide 4 - Tekstslide
Prepositions
My birthday is ___ July 10th.
We always go skiing ___ winter.
I will meet you ___ 3 p.m.
She lives ___ a small village in Spain.
He was born ___ Monday.
The book is ___ the table.
I saw him ___ the bus.
We will meet ___ the cinema.
Slide 5 - Tekstslide
Prepositions
"On" wordt gebruikt bij specifieke data.
"In" wordt gebruikt bij seizoenen.
"At" wordt gebruikt bij tijden.
"In" wordt gebruikt bij landen en plekken in de natuur.
"On" wordt gebruikt bij dagen van de week.
"On" wordt gebruikt als iets "bovenop" iets anders ligt.
→ "On" wordt gebruikt bij openbaar vervoer.
→ "At" wordt gebruikt bij specifieke locaties.
Slide 6 - Tekstslide
Future
1. present simple (ww+s bij he/she/it):
tijdschema
2. will + infinitive:
beloftes & voorspellingen
3. am/are/is + going to + ww:
intenties (er zijn nog geen plannen
gemaakt)
4. am/are/is + ww + ing:
plannen die al zijn gemaakt
5. will + be + ww + ing:
specifieke tijd in de toekomst
Slide 7 - Tekstslide
Future
The train ___ (leave) at 8:00 a.m.
Look at those clouds! It ___ (rain) soon!
By this time next year, I ___ (study) at university.
I promise I ___ (call) you later.
At 10 a.m. tomorrow, I ___ (take) my exam.
I think people ___ (live) on Mars one day.
The movie ___ (start) at 7 p.m.
I ___ (buy) a new phone next week, I have already made an appointment at the store.
Slide 8 - Tekstslide
Future
leaves: De present simple wordt gebruikt voor tijdschema’s.
will rain: voorspellingen
will be studying: "Will be + ing" wordt gebruikt voor een specifieke tijd in de toekomst.
will call: "Will + infinitive" wordt gebruikt voor beloftes.
will be taking: "Will be + ing" voor een actie die bezig is op een specifiek moment in de toekomst.
will live: "Will + infinitive" wordt gebruikt voor voorspellingen.
starts: De present simple wordt gebruikt voor vaste schema's.
am buying: "Be + ing" wordt gebruikt voor plannen die al zijn gemaakt.
Slide 9 - Tekstslide
Adjectives & Adverbs
Wel of geen -ly toevoegen
1. Wordt de hoe vraag beantwoord (hoe wordt er gezonden bijvoorbeeld?) --> Het gaat over een werkwoord --> voeg -ly toe, het is een adverb(of de uitzondering toe)
2. Gaat het over een zintuigelijk werkwoord (voelen, horen, proeven, zien en ruiken) --> niks doen, het is een adjective
3. Gaat het over een persoon, dier of ding? --> niks doen, het is een adjective (de vraag ''wat voor'' wordt beantwoord
LET OP: er zijn uitzonderingen (good, fast, long, low)
Slide 10 - Tekstslide
Adjectives & Adverbs
She sings very ___ (beautiful).
He feels ___ (happy).
She speaks English very ___ (good).
The cake smells ___ (delicious).
The dog ran ___ (fast) to its owner.
She looked at me ___ (angry).
He drives ___ (careful) on the highway.
They worked ___ (slow) during the week.
Slide 11 - Tekstslide
beautifully --> Adverb: beantwoordt de "hoe"-vraag en beschrijft een werkwoord (sings).
happy --> Adjective: "Feels" is een zintuiglijk werkwoord, dus geen -ly.
well --> Adverb: "Speaks" is een werkwoord, dus we gebruiken een adverb. "Well" is een uitzondering (niet "goodly").
delicious -->Adjective: "Smells" is een zintuiglijk werkwoord, dus geen -ly.
fast --> Adverb: beantwoordt de "hoe"-vraag, maar "fast" is een uitzondering (geen -ly).
angrily --> Adverb: "Looked" beschrijft hoe ze keek, dus -ly.
carefully --> Adverb: "Drives" is een werkwoord, dus -ly.
slow--> Adverb: beantwoordt de "hoe"-vraag, maar "slow" is een uitzondering (geen -ly).