Spelling les 1 m3c

Opening:
  • Waarover ging het verhaal 'Escape Room'?
  • Waarom hebben jullie een belevingsverslag gemaakt?  
  • Hoe gaan we spelling + schrijven afsluiten?  
  • Hoe is de grammatica toets gegaan?
  • Herkansen voor Nederlands: grammatica OF fictie? 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Opening:
  • Waarover ging het verhaal 'Escape Room'?
  • Waarom hebben jullie een belevingsverslag gemaakt?  
  • Hoe gaan we spelling + schrijven afsluiten?  
  • Hoe is de grammatica toets gegaan?
  • Herkansen voor Nederlands: grammatica OF fictie? 

Slide 1 - Tekstslide

Herkansing - perspectief - week 16 mei
1 Leerlingen die deze week weer de grammaticatoets missen, maken deze verplicht op het herkansingsmoment en verliezen dan hun herkansingsmogelijkheid. Dit conform het examenjaar.

2 Iedere leerling mag de grammaticatoets herkansen, maar het is niet verplicht.
3 Alleen leerlingen die minimaal een 5,0 (dus geen 4,9!) hebben gehaald voor grammatica mogen kiezen om niet de grammaticatoets te herkansen, maar in plaats daarvan de fictietoets. 

Slide 2 - Tekstslide

Lastige bijvoeglijke naamwoorden (1)
1. Sommige bijvoeglijk naamwoorden zijn afgeleid van een voltooid of onvoltooid deelwoord. 
We schrijven deze bijvoeglijke naamwoorden zo kort mogelijk. Achter het voltooid deelwoord zetten we een e, behalve als het op een n eindigt.
Voorbeeld:
De weg is verbreed. - de verbrede weg
Het vlees is gebraden. - het gebraden vlees

Slide 3 - Tekstslide

Lastige bijvoeglijke naamwoorden (2)
2. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op –n. Moderne stoffen krijgen geen uitgang.
Voorbeeld:
de wollen trui
de bronzen medaille
de plastic verpakking
het aluminium kozijn

Slide 4 - Tekstslide

Lastige bijvoeglijke naamwoorden (3)

3. Na ‘te’ schrijf je het hele werkwoord.
Voorbeeld:
Het te verbranden afval wordt morgen opgehaald.
Ik vind het te maken huiswerk makkelijk.

Slide 5 - Tekstslide

Lastige bijvoeglijke naamwoorden (4)
4. Bij woorden op -loos en -lijk schrijf je geen tussen -n. Behalve als het voorste deel al op een -n eindigt.
Voorbeeld:
Tandeloos, zorgeloos, huiselijk
Maar: gewetenloos

Slide 6 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
A
Schrijf je zo kort mogelijk.
B
Schrijf je bij sterke en zwakke werkwoorden hetzelfde.
C
Er mag een uitspraakprobleem ontstaan.

Slide 7 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van moderne stoffen waarbij GEEN 'en' komt bij het bijvoeglijk naamwoord.
A
Wol
B
Brons
C
Zilver
D
Nylon

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdletters (1)
1. Bij het eerste woord van een zin.
 • Als de zin begint met een woord waarvan een of meer letters zijn  weggelaten, schrijf je het eerste volledige woord met een hoofdletter.
- Morgen komt de ophaaldienst langs.
- ’s Morgens komt de ophaaldienst langs.
 • Als de zin begint met een getal in cijfers, schrijf je geen hoofdletter meer.
 53 kinderen hebben met het hete weer gespijbeld.
37 weken geleden is zij bevallen van haar eerste kindje.

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdletters (2)
2. Bij de namen van personen en zaken die als heilig worden beschouwd.
Voorbeeld:
het Koninkrijk Gods, de Heer, Allah, de Bijbel
Maar: namen voor geloven en aanhangers hiervan schrijf je met een kleine letter.
Voorbeeld: moslim, christenen, het christendom

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters (3)
3. Bij persoonsnamen.
Namen schrijf je met een hoofdletter. Als er in een achternaam een voorzetsel of lidwoord staat, schrijf je die met een hoofdletter als er geen (voor)naam of voorletter aan voorafgaat.
Voorbeeld:
Albert, meneer P. van Burg, Jan de Vries, 
dhr. De Vries, mevr. Barends-van Dorp

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdletters (4)
4. Bij aardrijkskundige namen, afleidingen hiervan en talen.
Voorbeeld: Amsterdam, de Brabantse vennen, West-Europa, Nederlands

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdletters (5)
5. Bij namen van feestdagen en historische gebeurtenissen.
Maar woorden die daarvan afgeleid zijn, schrijf je NIET met een hoofdletter.
Voorbeeld:
Pasen - paashaas, paasei, paasdagen
Tweede Wereldoorlog - oorlogsslachtoffer
Kerstmis - kerstavond, kerstcadeau

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdletters (6)
6. Bij allerlei andere (eigen)namen en merknamen.
Voorbeeld: de Nederlandse Spoorwegen, de Hartstichting, de Belastingdienst, de Bijenkorf, de Poolster, hotel Zeezicht, winkelcentrum Middenwaard, de Volkskrant, een
Pietje Precies, een Magnum, Dreft, een Citroën.
Namen van culturele (kunst), maatschappelijke en religieuze stromingen schrijf je NIET met een hoofdletter.
Voorbeeld: het impressionisme, het socialisme, het christendom, de islam.

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletters (6)
Let op! Als je niet meer aan de oorspronkelijke naam denkt, schrijf je ook geen hoofdletter.
Voorbeeld:
- Uit de streek rondom Bordeaux komt goede wijn: de bordeaux.
- De dieselmotor is uitgevonden door ingenieur Diesel.
- De echte cola wordt gemaakt door de Coca-Cola Company.
- Het brailleschrift is uitgevonden door Louis Braille.

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdletters (7)
7. Voor het gebruik van hoofdletters in afkortingen zijn geen vaste regels.
• Wetten en regels worden meestal met hoofdletters geschreven. Dit kun je bij  twijfel het beste opzoeken.
 Voorbeeld: AOW, maar cao!

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdletters (7)
• Titels worden meestal met kleine letters geschreven.
 Voorbeeld: ir. Veenstra, drs. Van Balen.
• Veelgebruikte afkortingen voor gewone dagelijkse zaken hebben meestal
 kleine letters.
 Voorbeeld: cd-rom, tv, dvd-speler, havo-leerling.
Als afkortingen voluit met hoofdletters geschreven worden, gebruik je in de
 afkorting ook hoofdletters.
 Voorbeeld: Nederlands Spoorwegen - NS, Partij van de Arbeid – PvdA

Slide 17 - Tekstslide

Afleidingen van aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter:
A
Dit is juist
B
Dit is onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Afleidingen van feestdagen schrijf je met een hoofdletter:
A
Dit is juist
B
Dit is onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Hoofdletters gebruik je bij namen van maanden.
A
Dit is juist.
B
Dit is onjuist.

Slide 20 - Quizvraag

Neem de zin over en plaats waar nodig hoofdletters: mevrouw y van valburg eet graag een paasei tijdens pasen in ellecom.

Slide 21 - Open vraag

Opdrachten maken:
  • Lees blz. 14 t/m 16 door. 
  • Maak opdrachten 7 en 8. 
  • Bespreken opdrachten. 
  • Klaar? Werk aan de fictie opdracht bij het verhaal 'Escape Room' (zie Google Classroom).  
  • Bespreken inzet/werkhouding grammatica met leerlingen.

Slide 22 - Tekstslide