In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Frictie-werkloosheid
Seizoen-werkloosheid
Regionale werkloosheid
Tussen twee banen
Bepaald deel van het jaar
In bepaalde gebieden
Door een daling in koopkracht
Door technologie
Door een opleiding die niet geschikt is
Slide 2 - Sleepvraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Jij wilt een bijbaan bij de Jumbo. Ben jij dan een vrager van arbeid of een aanbieder van arbeid?
A
Vrager
B
Aanbieder
Slide 11 - Quizvraag
Het totaal van het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid
Inzichtvraag: Welke marktvorm heeft de arbeidsmarkt?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
CBS: "Tegenover elke 100 werklozen stonden het afgelopen kwartaal 143 vacatures." Waarvan is hier sprake?
A
Vraagoverschot
B
Aanbodoverschot
Slide 15 - Quizvraag
Wie werken er in Nederland?
Beroepsbevolking: De personen die betaald werk hebben en de personen die beschikbaar zijn voor werk.
Werkgelegenheid: alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en overheid
Uitgedrukt is personen
Uitgedrukt in arbeidsjaren
Slide 16 - Tekstslide
Het aanbod op de arbeidsmarkt verandert. Wat zou hier een reden voor kunnen zijn?
Slide 17 - Woordweb
Slide 18 - Video
Loonvorming
Hoe hoger het loon hoe meer mensen zich aanbieden op de arbeidsmarkt. hoe lager het loon, des te meer vraag naar arbeid. Loonvorming: als de vraag en het aanbod van arbeid in evenwicht zijn.
Hoe ziet dat eruit? (blz. 85)
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Waarom zou de overheid een minimumloon instellen?
Slide 22 - Open vraag
Tijdens de crisis van 2008 waren veel mensen werkloos. Welke vorm van werkloosheid is dit?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
Slide 23 - Quizvraag
Werkloosheid
Het aanbod op de arbeidsmarkt is groter dan de vraag.
Conjuncturele werkloosheid: werkeloosheid door een verandering in de vraag.
Structurele werkloosheid: werkloosheid die ontstaat door dat werk verdwijnt bijvoorbeeld doordat machines het overnemen of doordat een bedrijf zich verplaatst naar het buitenland.
Slide 24 - Tekstslide
De autoindustrie werkt steeds meer met machines. Hierdoor ontstaat er meer werkeloosheid. Welke vorm is dit?