EXTRA Pubquiz 1

Hoe gaat het?
😒🙁😐🙂😃
1 / 42
volgende
Slide 1: Poll
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe gaat het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Slide 2 - Tekstslide

Macht op basis van uitstraling.
A
macht
B
formele macht
C
informele macht
D
gezag

Slide 3 - Quizvraag

Macht die iemand op grond van zijn positie heeft.
A
macht
B
formele macht
C
informele macht
D
gezag

Slide 4 - Quizvraag

Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
A
macht
B
formele macht
C
informele macht
D
gezag

Slide 5 - Quizvraag

Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
A
macht
B
formele macht
C
informele macht
D
gezag

Slide 6 - Quizvraag

informele macht
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Macht die iemand op grond van zijn positie heeft.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Macht op basis van uitstraling.

Slide 7 - Quizvraag

formele macht
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Macht die iemand op grond van zijn positie heeft.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Macht op basis van uitstraling.

Slide 8 - Quizvraag

gezag
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Macht die iemand op grond van zijn positie heeft.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Macht op basis van uitstraling.

Slide 9 - Quizvraag

macht
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Macht die iemand op grond van zijn positie heeft.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Macht op basis van uitstraling.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Op grond van zijn positie als president van de Verenigde Staten beschikt president Biden niet over macht.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Leraren beschikken over formele macht en hebben ook altijd gezag.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Iemand met een hoge positie kan meestal invloed uitoefenen op anderen.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

De minister president in Nederland heeft macht.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

De ministers zijn individueel machtiger dan de minister-president.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Een aantal instrumenten om macht af te dwingen.
A
macht
B
machtsmiddel
C
informele macht
D
gezag

Slide 18 - Quizvraag

machtsmiddelen
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Aantal instrumenten in handen hebben om macht af te dwingen.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Macht op basis van uitstraling.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Iemand met een hoge positie kan meestal geen invloed uitoefenen op anderen.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Iemand met een hoge positie kan meestal meer invloed uitoefenen op anderen dan iemand met een lage positie.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Kennis leidt absoluut niet tot macht.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Mensen met veel geld hebben veel macht.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Als je over bepaalde vaardigheden beschikt, is dat een middel om andere mensen te laten ‘gehoorzamen’.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Meestal hebben ouderen minder macht dan jongeren, want jongeren hebben meer levenservaring.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Lichamelijke kracht kan een machtsmiddel vormen.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Als een grote groep mensen demonstreert tegen een in hun ogen onrechtvaardig iets, maakt dat meer indruk dan dat enkele personen hiertegen protesteren.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

ongeschreven regels
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Regels die vastgelegd zijn in wetten en verordeningen.

Slide 30 - Quizvraag

geschreven regels
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Regels die vastgelegd zijn in wetten en verordeningen.

Slide 31 - Quizvraag

Regels die vastgelegd zijn in wetten en verordeningen.
A
ongeschreven regels
B
machtsmiddel
C
informele macht
D
geschreven regels

Slide 32 - Quizvraag

Afspraken die niet schriftelijk zijn vastgelegd.
A
ongeschreven regels
B
machtsmiddel
C
informele macht
D
geschreven regels

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

In een maatschappij zijn er eigenlijk geen regels nodig.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Een voorbeeld van een ongeschreven regel is dat je in een bus opstaat voor een ouder iemand.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Een voorbeeld van een geschreven regel is dat je in een bus opstaat voor een ouder iemand.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Een voorbeeld van een geschreven regel is dat je gehoorzaam bent tegenover een leraar.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag

In Suriname gelden in wezen dezelfde regels als in Nederland.
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Tweehonderd jaar geleden golden weer andere regels dan nu.
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quizvraag

In 1870 werd in Nederland de doodstraf afgeschaft.
A
juist
B
onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Wat vind je van de uitleg van de docent?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 42 - Poll