In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 4 HV2:
Revoluties!
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen deze les
Je kunt verklaren hoe vorsten in de 16e en 17e eeuw steeds meer in staat zijn de politieke macht te centraliseren
Je kunt voorbeelden noemen van vorsten die absolutistisch regeerden
Slide 4 - Tekstslide
Europa rond 1500
Slide 5 - Tekstslide
Europa rond 1600
Slide 6 - Woordweb
Absolutisme: de koning maakt alleen alle wetten, beslist over oorlogen, bepaalde het geloof.
1661: Lodewijk XIV ging na de dood van Mazarin zelf alleen zonder eerste minister regeren.
Ministers voerden voortaan uit wat de koning hen vertelde te doen.
Lodewijk had geleerd tijdens de opstanden dat de adel niet te vertrouwen was.
l'état, c'est moi=de staat dat ben ik. Dat zei Lodewijk tegen de Staten-Generaal (parlement) die hij gelijk afschafte.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
0
Slide 9 - Video
Waarom past het paleis Versailles goed bij het absolutisme van Lodewijk XIV?
Slide 10 - Woordweb
1e stand
2e stand
3e stand
Ridders
Bisschoppen
Boeren
Handelaren
Priesters
Koningen
Hertogen
Slide 11 - Sleepvraag
1e stand: geestelijken
2e stand: adel
3e stand: burgers en boeren
Vrijstelling van belasting
Recht om belasting te heffen over eigen grondgebied
Vrij van deelname voor krijgsdienst
Groot-grondbezitters
Verplichting tot krijgsdienst
Mogen geen handel drijven of arbeid aannemen
Pacht over gedeelte van de oogst
Belasting betalen over goederen
Controle over de rechtspraak
In de steden krijgt deze stand steeds meer rechten
Geen invloed op de rechtspraak
Slide 12 - Sleepvraag
Standensamenleving= samenleving met sociale verdeling, waar de ene stand meer rechten heeft dan de andere.
Steeds meer discussie over verschillen tussen rechten en plichten standen:
Geestelijken: bezaten land, betaalden geen belasting, invloed op bestuur. Taak: zielenzorg. Verlichte denkers wilden tolerante samenleving met gelijke rechten voor godsdiensten.
Adel: bezaten meeste land, betaalden geen belasting, invloed op bestuur. Inkomsten: pacht. Taak: oorlog voeren, rechtspraak en bestuur. Voor absolutisme meer macht.
1e en 2e stand staan op de 3e stand. Op steen: Taille=grondbelasting, impots=belasting, et corvees=herediensten
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoelen deze les
Je kunt verklaren hoe vorsten in de 16e en 17e eeuw steeds meer in staat zijn de politieke macht te centraliseren
Je kunt voorbeelden noemen van vorsten die absolutistisch regeerden