Thema 3 Bloedsomloop

Thema 3 
Bloedsomloop
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 
Bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Gedragsverwachtingen
Doel
Vorige les
Voorkennis
Uitleg
Zelfstandig werken
Les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Gedragsverwachtingen
- Ik ben stil als er iemand anders aan het praten is in de klas.
- Ik let op mijn taalgebruik.
- We blijven van een ander af.
- We blijven van de spullen van iemand anders af.
- Ik volg de instructie op die de docent mij geeft.
-Ik steek mijn vinger op wanneer ik iets wil vragen en wacht tot de docent mij aan het woord laat.
- Ik blijf rustig op mijn kruk of stoel zitten en ga niet lopen door de klas.
- Ik laat andere leerlingen in hun waarde.
- Ik ga respectvol om met mijn omgeving en de materialen.
- Aan het einde van de les ruim ik alles netjes op.

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
De leerlingen kunnen aan het einde van de les in eigenwoorden de bestanddelen van bloed benoemen met hun functies erbij.

Slide 4 - Tekstslide

Bloedsomloop

Slide 5 - Woordweb

Samenstelling van bloed
Bloed bestaat uit een vloeistof die bloedplasma heet, met daarin bloedplaatjes en bloedcellen. Er zijn rode bloedcellen en witte bloedcellen. Je ziet deze bloedcellen in afbeelding 1. In afbeelding 2 zie je twee reageerbuizen met bloed. Buis 1 bevat vers bloed. In buis 2 zijn de bloedcellen en bloedplaatjes naar de bodem gezakt. Erboven zie je het bloedplasma. Bloedplasma is gelig van kleur. Bloedplasma bestaat uit water en opgeloste stoffen. Bloedplasma vervoert veel stoffen, zoals voedingsstoffen. Maar ook koolstofdioxide en andere afvalstoffen.

Slide 6 - Tekstslide

Bloedplasma
Een vloeistof waarin bloedplaatjes en bloedcellen zitten. 

Slide 7 - Tekstslide

Bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
Een volwassenen heeft 5 tot 6 liter bloed in het lichaam. 
Bloedplaatjes: dat zijn stukjes van cellen die uit elkaar zijn gevallen. 
Rode bloedcellen: bloedcellen die zuurstof vervoeren. Rode bloedcellen 
zien eruit als kleine ronde schijfjes. In het midden zijn ze wat dunner. Doordat ze zo klein zijn, passen er miljoenen rode bloedcellen in een druppel bloed.
Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. In de longen nemen de 
rode bloedcellen zuurstof op. In de organen geven ze de 
zuurstof weer af. De zuurstof is nodig voor verbranding in de 
cellen. Witte bloedcellen: bloedcellen die ziekteverwekkers 
onschadelijk maken

Slide 8 - Tekstslide

Bloedplaatjes
In afbeelding 10 zie je een rode bloedcel, twee witte bloedcellen en vier bloedplaatjes. De foto is gemaakt met een microscoop. Bloedplaatjes zijn stukjes van cellen die uit elkaar zijn gevallen. Ze hebben geen celkern.
Als je een wond hebt, stroomt het bloed eruit. Na een tijdje wordt het bloed dik. Dit noem je bloedstolling. Bloedplaatjes zijn nodig voor de bloedstolling (zie afbeelding 11). Na een tijdje is het bloed hard geworden. Op de wond zit dan een korstje.

Slide 9 - Tekstslide

Witte bloedcellen
Witte bloedcellen kunnen van vorm veranderen. Daardoor kunnen ze door openingen in de wand van kleine bloedvaten. Dat zie je in afbeelding 7. Ze komen dan tussen de cellen van je lichaam. Daar kunnen ze ziekteverwekkers onschadelijk maken. Bijvoorbeeld bacteriën. Als je een wond hebt, kunnen bacteriën in je lichaam komen. Witte bloedcellen gaan dan naar de bacteriën toe. Ze sluiten ze in en maken ze dood (zie afbeelding 8). De witte bloedcellen gaan hierbij meestal zelf ook dood.

Slide 10 - Tekstslide

Witte bloedcellen

Slide 11 - Tekstslide

Pus en etter
Etter (pus) dat zijn
dode witte bloedcellen en dode bacteriën in een wond. 

Slide 12 - Tekstslide

Bloedstolling
Als je een wond hebt, stroomt het bloed eruit. Na een tijdje wordt het bloed dik. Dit noem je bloedstolling. Bloedplaatjes zijn nodig voor de bloedstolling (zie afbeelding 11). Na een tijdje is het bloed hard geworden. Op de wond zit dan een korstje. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Zelfstandig
Blz. 130 t/m 137
Opdracht  1,2,3,4,5,6,8,9,10
Opdracht 7 mag je overslaan. 
timer
35:00

Slide 16 - Tekstslide

Les afsluiten 
- Les doel behaald? De leerlingen kunnen aan het einde van de les in eigenwoorden de bestanddelen van bloed benoemen met hun functies erbij.
- Wat ging er goed tijdens het werken?
- Wat ging er goed tijdens de les?
- Wat kan er een volgende les beter?

Slide 17 - Tekstslide

Par 3.2 
Bloedsomloop

Slide 18 - Tekstslide

Lesplanning
Doel
Vorige les
Voorkennis
Uitleg
Zelfstandig werken
Les afsluiten

Slide 19 - Tekstslide

Les doel
De leerlingen kunnen aan het einde van les in eigen woorden  drie typen bloedvaten noemen met hun functies daarvan. 






Slide 20 - Tekstslide

Gedragsverwachtingen
- Ik ben stil als er iemand anders aan het praten is in de klas.
- Ik let op mijn taalgebruik.
- We blijven van een ander af.
- We blijven van de spullen van iemand anders af.
- Ik volg de instructie op die de docent mij geeft.
-Ik steek mijn vinger op wanneer ik iets wil vragen en wacht tot de docent mij aan het woord laat.
- Ik blijf rustig op mijn kruk of stoel zitten en ga niet lopen door de klas.
- Ik laat andere leerlingen in hun waarde.
- Ik ga respectvol om met mijn omgeving en de materialen.
- Aan het einde van de les ruim ik alles netjes op.

Slide 21 - Tekstslide

Vorige les
Bloed

Slide 22 - Tekstslide

Witte bloedcellen kunnen van vorm veranderen. Daardoor kunnen ze door openingen in de wand van kleine bloedvaten.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 23 - Quizvraag

Bloed bestaat uit........
A
Alleen uit vloeistof
B
vloeistof die bloedplasma
C
Uit witte en rode bloedcellen
D
Alleen uit bloedplasma

Slide 24 - Quizvraag

Bloedplasma bestaat uit ...............
A
bloedplaatjes en bloedcellen.
B
uit vloeistof.
C
Alleen witte bloedcellen
D
uit vloeistof en witte bloedcellen.

Slide 25 - Quizvraag

Waar of niet waar:
Een volwassenen heeft 5 tot 6 liter bloed in het lichaam.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de taak van de witte bloedcellen?
A
Bloedcellen die ziekteverwekkers onschadelijk maken.
B
Bloedcellen die er voor zorgen dat je ziek wordt.
C
Bloedcellen dat een wondje sneller dicht gaat.
D
Dat alléén ontstekingen onschadelijk worden gemaakt.

Slide 27 - Quizvraag

Wat zie je hier op het plaatje in de wond zitten?
A
Alléén een ontsteking
B
Dode huidcellen
C
Een ontsteking met etter of pus
D
Dode rode en witte bloedcellen.

Slide 28 - Quizvraag

Na een tijdje wordt het bloed dik.
Hoe noem je dit?
A
Stolling
B
Stelling
C
Strekking
D
Ontsteking

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Link

Bloedvaten
Bloed stroomt in je lichaam door drie verschillende bloedvaten:
• slagaders
• haarvaten
• aders

Slide 31 - Tekstslide

Slagaders
Het hart pompt bloed in de slagaders. Slagaders liggen meestal diep in je lichaam. Door de slagaders stroomt het bloed weg van het hart. Het bloed stroomt naar de organen toe. Het bloed in de slagaders bevat veel zuurstof. Daarom is de slagader in afbeelding 1 rood ingekleurd.
De wanden van slagaders zijn dik en elastisch. Het hart perst bloed in de slagaders. Daardoor zetten de slagaders uit. Daarna veren ze terug. Je kunt dat voelen als het kloppen van je slagaders. Bijvoorbeeld in je pols en in je hals 
Het hart pompt het bloed met veel kracht weg. Daardoor is de bloeddruk in je slagaders hoog.

Slide 32 - Tekstslide

Haarvaten
De bloedvaten worden steeds kleiner. De kleinste bloedvaten heten haarvaten. Haarvaten liggen overal in je lichaam.

De wanden van haarvaten zijn heel dun. Vocht uit het bloed kan door deze wand heen. In dat vocht zitten zuurstof en voedingsstoffen. Dit vocht gaat naar de cellen in je lichaam. De bloeddruk in haarvaten is lager dan de bloeddruk in slagaders, maar hoger dan die in aders.
In de cellen ontstaan koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Vocht met deze afvalstoffen gaat terug naar de haarvaten. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen komen zo in het bloed terecht.

Slide 33 - Tekstslide

Aders
De haarvaten komen samen in grotere bloedvaten. Deze bloedvaten heten aders. Door de aders stroomt het bloed weer terug naar het hart. Het bloed in de aders bevat weinig zuurstof. De bloeddruk in de aders is laag.

De wanden van de aders zijn dun. Ze zijn dunner dan de wanden van slagaders, maar dikker dan de wanden van haarvaten. In de aders voel je geen hartslag. Sommige aders liggen dicht onder de huid. Bijvoorbeeld op je handen

Slide 34 - Tekstslide

kleppen
Hierdoor kan het bloed in de aders niet terugstromen naar de organen. 

Slide 35 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Blz. 138 t/m 143
Opdracht 1 t/m 7
timer
35:00

Slide 36 - Tekstslide

Les afsluiten 
- Les doel behaald?
- Wat ging er goed tijdens het werken?
- Wat ging er goed tijdens de les?
- Wat kan er een volgende les beter?

Slide 37 - Tekstslide