LJ2 Fictie-opdracht 3

  • Etui met kleurtjes/stiften op tafel
  • Laptop op de hoek van je tafel
Fictie-opdracht 3 LJ2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

  • Etui met kleurtjes/stiften op tafel
  • Laptop op de hoek van je tafel
Fictie-opdracht 3 LJ2

Slide 1 - Tekstslide

  • Goedemorgen
  • Etui met kleurtjes/stiften op tafel
  • Laptop op de hoek van je tafel
Fictie-opdracht 3 LJ2

Slide 2 - Tekstslide

  • Werken aan je dagboekbladzijde
  • Klaa? werken aan je beeldgedicht
  • Maar eerst heb ik een paar vragen aan jullie
Fictietaak 3 Dagboekbladzijde
Vandaag

Slide 3 - Tekstslide

  • Wat is een Vlog
  • Wie heeft er wel eens een vlog gemaakt
  • Hoe maken jullie een vlog? 
Een paar vragen over een vlog?

Slide 4 - Tekstslide

Fictie-opdrachten LJ2
1. Eigen songtekst
2. Tijdreisverhaal
3. Dagboekbladzijde

Slide 5 - Tekstslide

Fictie-opdrachten
Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde

- Dagboeken zijn altijd vanuit de ik-vorm geschreven. 
- Je beleeft dus zijn of haar gebeurtenissen,
   maar je leest ook de geheimen, gedachtes en gevoelens 


 


















Slide 6 - Tekstslide

Fictie-opdrachten LJ2
1.  Eigen songtekst
2. Tijdreisverhaal
3. Dagboekbladzijde
4.
5.

Slide 7 - Tekstslide

Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde

Er bestaan een heleboel boeken die in dagboekvorm zijn geschreven:

- Dagboek van een Muts
- Het leven van een loser
- Het Achterhuis (Dagboek van Anne Frank)
- Het geheime dagboek van Adrian Mole 13 3/4 jaar
- Dagboek van een Noob - Superkrijger (Minecraft)













Slide 8 - Tekstslide

Fictie-opdrachten
Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde

- Dagboeken zijn altijd vanuit de ik-vorm geschreven. 
- Je beleeft dus zijn of haar gebeurtenissen,
   maar je leest ook de geheimen, gedachtes en gevoelens 


 


















Slide 9 - Tekstslide

Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde - de opdracht
  • Je gaat van één dag een dagboekbladzijde schrijven. 
  • Bijvoorbeeld over een dag die je nooit meer gaat vergeten. 
  • Je mag kiezen of je het echt gebeurd (non-fictie) is,
     of dat je het verzonnen (fictie) hebt.
  • Je schrijft vanuit de ik-vorm













Slide 10 - Tekstslide

Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde - de opdracht
  • In je verhaal schrijf je:
    - Wat er gebeurd/wat is er aan de hand (b.v. ruzie met je zus/broer,
       verliefd op de beste vriend van je broer, pesten op school,
       je hebt je ingeschreven voor een gevaarlijke sport, je gaat een weekend weg
       met alleen je vriend(inn)en enz.)
    - Hoe jij je daarbij voelt (b.v.  zenuwachtig, verliefd, boos, gespannen enz)
       en wat je gedachte(n) zijn (ik heb er zoooo zin in, oh als ze er maar niet
       achterkomen, hoe los ik dit op enz
    )

    - een geheim dat je alleen deelt met je dagboek.
  • Je verhaal bestaat uit ongeveer 200 tot 400 woorden
  • Maak een echte dagboekbladzijde (versier het, maak tekeningetjes,
     plak fotootjes enz.).... maar werk netjes!
  • En oh ja........ alleen de docent krijgt het te lezen.













Slide 11 - Tekstslide

Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde - de opdracht
Beginzinnen

Hoi dagboek,

Wat mij vandaag is overkomen. Echt bizar.....

of

Vandaag is het eindelijk gelukt. Ik keek er al lang naar uit.......

of

Ik heb eindelijk tijd om te schrijven. De afgelopen dagen waren echt zo stressie...

Slide 12 - Tekstslide

Fictietaak 3 – Dagboekbladzijde - de opdracht
Je werkt in de klas aan de opdracht.
De opdracht moet donderdag (28 maart) af zijn
Je mag de opdracht op papier maken of online (Word)

Slide 13 - Tekstslide

  • Een gedicht kun je herkennen aan de vorm:
     korte regels in groepjes, met veel wit eromheen.
     Meestal zegt die vorm niets over het onderwerp
     van het gedicht.
  • Bij een beeldgedicht laat de vorm juist wel het
    onderwerp zien.
    Een beeldgedicht is een combinatie van tekst en beeld.
5.2 Gedicht
Leertekst: Beeldgedicht blz. 106

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

  • Doe dat op een A3-vel papier. 
  • Bedenk een onderwerp (dier, voorwerp, activiteit). Zoek eventueel op
     internet naar onderwerpen.
  • Bedenk er woorden/zinnen bij en beeld dat uit in een tekening.
  • Geef je beeldgedicht een titel.
  • Zet je naam op de achterkant van het vel.
  • Gebruik het hele vel. Je kunt ook kleuren gebruiken.
  • Werk netjes.
  • Het moet lukken om aan het einde van de les een beeldgedicht te hebben.


5.2 Gedicht
Opdracht: Maak een beeldgedicht

Slide 17 - Tekstslide