In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Voorbereiding Repetitie Hoofdstuk 2
Slide 1 - Tekstslide
Programma:
Welkom.
Terugblik: 2,4
Formatieve Quiz.
Zelfstandig werken: Zelf samenvatten (blz 87) of Test Jezelf (90) Uitleg paragrafen 2,1 - 2,4.
Nabespreken
Afsluiten.
Slide 2 - Tekstslide
Formatieve Quiz:
Dit doen we om te kijken bij welke paragraaf jij nog een stukje (extra) uitleg zou kunnen gebruiken.
Mobiel mag, daarna in de bak.
Slide 3 - Tekstslide
2,1 Wat is geen taak van ons skelet?
A
Stevigheid geven
B
Bescherming bieden
C
Stabiliteit geven
D
Vorm geven
Slide 4 - Quizvraag
2,1 Welke zin is niet waar?
A
In kraakbeen zit veel lijmstof
B
In been/bot zit veel kalk
C
Geel beenmerg maakt rode bloedcellen aan
D
In je beenweefsel zitten geen bloedvaten
Slide 5 - Quizvraag
2,2 Wat is geen beenverbinding?
A
Een kogelgewricht bij je schouder
B
Kraakbeen bij je ribben
C
Een naadverbinding in je hoofd
D
Kraakbeen tussen je botten.
Slide 6 - Quizvraag
2,2 Wat is geen onderdeel van je gewricht?
A
Gewrichtsband
B
Gewrichtssmeer
C
Gewrichtskom
D
Beenweefsel
Slide 7 - Quizvraag
2,3 Waarmee zit een spier vast aan het bot?
A
Met een pees.
B
Met kraakbeen.
C
Met lijmstof
D
Met plakband.
Slide 8 - Quizvraag
2, 3 Welke 3 soorten gewrichten zitten er in je arm?
Slide 9 - Open vraag
2,4 Wat is een blessure?
Slide 10 - Open vraag
2,4 Hoe voorkom je een blessure?
A
Door een goede cooling-up
B
Door goed je spieren te rekken.
C
Door een warming-up
D
Door goed te drinken.
Slide 11 - Quizvraag
Aan de slag!
Uitleg paragrafen 2,1 - 2,4.
Zelfstandig werken.
Maken: samenvatten (bladzijde 87). Klaar?
Maken: Test Jezelf (90) . Klaar?
Maak een samenvatting of flitskaartjes.
Slide 12 - Tekstslide
2,1 Botten.
Slide 13 - Tekstslide
2,1 Opbouw van een bot:
Kraakbeen: Zodat botten soepel langs elkaar kunnen bewegen.
Bot/Beenweefsel: Het harde witte wat je bot sterkt maakt.
Geel beenmerg: Zit in je bot, soort vet opslag (alleen in ronde botten).
Beenvlies: Een vlies met bloedvaten en zenuwen, voor voedingstoffen.
Slide 14 - Tekstslide
Terugblik:
Een weefsel = een groepje (zelfde) cellen.
Een bot bestaat dus uit:
botcellen.
kraakbeencellen.
Slide 15 - Tekstslide
Een stukje bot onder de-
microscoop:
We zien:
Een botcellen/beencellen.
Heel veel kalk (stoepkrijt).
Hoe noemen we een groepje botcellen?
Slide 16 - Tekstslide
Een stukje kraakbeen onder-
de microscoop:
We zien:
Kraakbeencellen.
Lijmstof (gummetje).
Hoe noemen we een groepje kraakbeen-
cellen?
Slide 17 - Tekstslide
2.2 Botten bewegen
Slide 18 - Tekstslide
Kees heeft de volgende gewrichten:
Kogelgewricht: alle kanten (ledematen).
Rolgewricht: onderarm (ronddraaien).
Scharniergewricht: Vingers (net als een deur).
Slide 19 - Tekstslide
Kees zijn skelet ziet er zo uit:
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Hoofdstuk 2.3 spieren
Slide 22 - Tekstslide
De opbouw van de spier van de bouwvakker.
De pees (aan het bot).
De spier.
De spierbundels.
De spiervezels.
Een spier is eigenlijk weefsel dat bestaat uit cellen die kunnen samentrekken en ontspannen, waardoor beweging mogelijk is. Leg je hand maar op je spierbal en span je spier aan.
Slide 23 - Tekstslide
antagonisten
Antagonisten: spieren die samenwerken aan een tegengestelde beweging
Slide 24 - Tekstslide
peristaltische bewegingen
Slide 25 - Tekstslide
Hoofdstuk 2.4 Blessures
Slide 26 - Tekstslide
Wat is een blessure?
Een beschadiging aan je botten, gewrichten of spieren heet een blessure.
Slide 27 - Tekstslide
Gewricht- en Botblessures
Ontwrichting: gewrichtsknobbel - gewrichtskom.
Verstuiking/verzwikking: gewrichtskapsel of gewrichtsbanden rekken uit.
Botbreuk.
Slide 28 - Tekstslide
Spierblessures
Een beschadiging aan je botten, gewrichten of spieren heet een blessure.
1. Spierpijn.
2. Spierkramp.
3. Spierkneuzing.
4. Spierscheuring.
Slide 29 - Tekstslide
1. Spierpijn
Door langdurige of overmatige belasting.
Ophoping van afvalstoffen in je spieren.
Slide 30 - Tekstslide
2. Spierkramp
Spierkramp = Een grote ophoping van afvalstoffen.
Hierdoor wordt de spier hard en/of trekt plotseling samen.
Slide 31 - Tekstslide
3. Spierkneuzing
Kneuzing = Geknapte spiervezel of bloedvat. (dit laatste zie je als blauwe plek)
Slide 32 - Tekstslide
4. Spierscheuring.
Spiervezels scheuren.
Een plotselinge spierscheuring = een zweepslag
Slide 33 - Tekstslide
Hoe voorkom je blessures?
Intapen - gewrichten
Warming -up - warm worden
Cooling-down - melkzuur
Bescherming - scheenbeschermers
Slide 34 - Tekstslide
Nabespeken.
Wat zou je kunnen doen om je nog beter voor te bereiden op het PTA Hoofdstuk 2?