In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
B2 Voedselproductie
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.
Je kunt beschrijven hoe veredeling en DNA-technieken worden gebruikt om de voedselproductie te vergroten.
Slide 2 - Tekstslide
Planning
Je werkt zelfstandig aan deze les:
Lees de uitleg en bekijk de plaatjes
Maak de quizvragen
Kijk en luister naar de filmpjes
Maak de opdrachten
Slide 3 - Tekstslide
Soorten landbouw
Door het klimaat is Europa geschikt voor landbouw. Er zijn verschillende soorten landbouw.
Akkerbouw Veeteelt Tuinbouw
Slide 4 - Tekstslide
Voedingsgewassen
(akkerbouw & tuinbouw)
Landbouwhuisdieren
(veeteelt)
Slide 5 - Tekstslide
Monocultuur
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een monocultuur?
A
Het verbouwen van meerdere gewassen op een groot oppervlak.
B
Het verbouwen van één gewas op verschillende oppervlakten.
C
Het verbouwen van één gewas op een groot oppervlak.
D
Het verbouwen van vraatbestendige gewassen.
Slide 7 - Quizvraag
monocultuur
een stuk grond -> maar één gewas wordt verbouwt
voordeel: snel en makkelijk
nadeel: grote kans op een plaag
Plaag
Er zijn veel dieren van één soort die voedselgewassen aantasten
Bestrijdingsmiddelen
Chemisch of biologisch
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een ander woord voor bestrijdingsmiddel?
A
Monocultuur
B
Vruchtwisseling
C
Pesticide
D
Schoonmaakmiddel
Slide 9 - Quizvraag
Ziekten en plagen kan je bestrijden door bestrijdingsmiddelen
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quizvraag
Monoculturen
De grond wordt uitgeput
Slide 11 - Tekstslide
boeren vroeger
boeren nu
planten bescher-men tegen koude
voedsel bij de klanten brengen
planten beschermen tegen ziektes en insecten
bestrijdingsmiddelen
niks aan te doen
ook niks aan te doen
Slide 12 - Sleepvraag
Biologische landbouw
Gewone landbouw
kunstmest
geen smaakstoffen
bestrijdingsmiddelen
hoge opbrengst
lage opbrengst
ruimte voor dieren
Slide 13 - Sleepvraag
Bodembewerking
Bemesting
blz 118
Slide 14 - Tekstslide
Bemesting
Bemesting: stalmest/kunstmest: productieverhoging
mineralen (nitraat + fosfaat) toevoegen
Nadeel: niet alle mineralen worden opgenomen en komen in het milieu terecht -> verzuring of vermesting
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Bodembewerking
Ploegen/eggen
Meer O2 in de grond,
meer H2O en mineralen
opnamen.
Bodem verstoring
*niet-kerende grondbewerking
Het bodem leven wordt niet verstoort.
Slide 17 - Tekstslide
Door bodembewerking wordt de bodem ook luchtiger, er komt meer lucht en dus meer zuurstof in de bodem. Waarom is dit goed voor de voedselproductie?
A
De zuurstof in de grond kan zo gebruikt worden door de plantenwortels om aan fotosynthese te doen.
B
De zuurstof kan worden opgenomen door de reducenten in de bodem die het stalmest afbreken.
Slide 18 - Quizvraag
Veredeling (planten)
Genetische modificatie
Slide 19 - Tekstslide
Veredelen
Een veredelaar kruist planten met gunstige eigenschappen tot er planten uitkomen met een combinatie van deze gunstige eigenschappen
Goed tegen droge/zoute grond
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Genetische modificatie
Erfelijke eigenschappen worden veranderd.
Aardappels die worden gekweekt met bepaalde genen -> eigenschap: bestand zijn tegen ziektes en plagen
GMO
Bang voor transgene die een gevaar zijn voor de natuur.
Slide 22 - Tekstslide
Wat is genetische modificatie?
A
Zorgen dat een organisme maar één soort nakomelingen krijgt
B
Het plaatsen van genetische informatie van het ene naar het andere organisme
C
Schimmels bestrijden met een nieuw chromosoom
D
Het klonen van een bevruchte eicel.
Slide 23 - Quizvraag
Veredelen is:
A
Maken van een nieuw organisme door de beste eigenschappen van andere te versmelten
B
Bewaren van voeding door schimmels en bacteriën
C
Organismen eten met de beste eigenschappen
D
DNA veranderen d.m.v. antibiotica te gebruiken
Slide 24 - Quizvraag
Krachtvoer --> voer met extra bouwstoffen
Intensieve veeteelt
Slide 25 - Tekstslide
0
Slide 26 - Video
in-vitrofertilisatie
(ivf)
Kunstmatige inseminatie
(ki)
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Acht mestkalveren zijn via in-vitrofertilisatie (ivf) ontstaan uit acht eicellen afkomstig van een koe en acht zaadcellen afkomstig van een stier. Hebben alle kalveren hebben hetzelfde genotype?
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quizvraag
Wat is in-vitrofertilisatie
A
bevrucht door eicellen buiten het lichaam
B
bevrucht door zaadcellen binnen het lichaam
C
bevrucht door eicellen binnen het lichaam
D
Eicellen worden bevrucht door zaadcellen buiten het lichaam
Slide 30 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.
Je kunt beschrijven hoe veredeling en DNA-technieken worden gebruikt om de voedselproductie te vergroten.