In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Je weet wat signaalwoorden zijn en waarvoor je ze gebruikt
Slide 2 - Tekstslide
Opbouw in alinea's
In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken.
Ze houden verband met elkaar.
Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt.
Signaalwoorden helpen je een tekst beter te begrijpen.
Slide 3 - Tekstslide
Voorbeelden signaalwoorden
Ook Toch
Ten eerste, ten tweede, etc. Omdat
Daarnaast Namelijk
Maar Immers
Hoewel Bijvoorbeeld
Immers Zo
Slide 4 - Tekstslide
Verbanden
Zorgen voor samenhang van een tekst
Geven informatie over de opbouw van een tekst
Geven structuur aan een tekst
Slide 5 - Tekstslide
Verbanden-Signaalwoorden
Opsomming
Signaalwoorden: ten eerste, en, vervolgens, bovendien
Tegenstelling
Signaalwoorden: maar, echter, aan de ene kant, toch
Reden
Signaalwoorden: omdat, want, daarom, immers
Voorbeeld
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als, zo
Slide 6 - Tekstslide
We gaan samen oefenen
Slide 7 - Tekstslide
De leerlingen zijn blij, want het laatste lesuur vervalt. Wat is het signaalwoord en wat is het verband?
A
De leerlingen en opsomming
B
Want en reden
C
laatste en tegenstelling
D
lesuur en voorbeeld
Slide 8 - Quizvraag
Lena houdt van pasta, maar niet van pizza. Wat is het signaalwoord en wat is het verband?
A
Lena en opsomming
B
Pasta en reden
C
Pizza en voorbeeld
D
Maar en tegenstelling
Slide 9 - Quizvraag
Veel jongeren gamen de hele dag, omdat ze het leuk vinden. Wat is het signaalwoord en wat is het verband?
A
Veel jongeren en reden
B
Gamen en voorbeeld
C
Omdat en reden
D
De hele dag en reden
Slide 10 - Quizvraag
Ik ga een taart bakken. Ik heb de volgende spullen nodig: ten eerste eieren, ten tweede bakpoeder, boter en zout. Wat is het signaalwoord en wat is het verband?
A
Taart en reden
B
Eieren en ten eerste, ten tweede
C
Ten eerste, ten tweede en opsomming
D
Eieren en voorbeeld
Slide 11 - Quizvraag
Opdrachten
Maak de vragen van je werkblad en noteer de antwoorden in je schrift.