AFP Medicatie hart- en vaatziekten

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan je:
  • De werking van diverse categorieën medicatie voor hart- en vaatziekten benoemen, zoals diuretica, bètablokkers, nitraten, hartglycosiden, calciumantagonisten en anti-aritmica.



1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan je:
  • De werking van diverse categorieën medicatie voor hart- en vaatziekten benoemen, zoals diuretica, bètablokkers, nitraten, hartglycosiden, calciumantagonisten en anti-aritmica.



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat zijn hartritme stoornissen?
A
ventrikelfibrilleren
B
stoornis in doorbloeding
C
boezemfibrilleren
D
onder invloed van longaandoening

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke klachten horen er niet bij?
A
kortademig
B
benauwd
C
misselijk
D
oedeem

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk risico heeft atriumfibrilleren

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

welke behandelmogelijkheden zijn er voor atriumfibrilleren?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

behandeling atriumfibrilleren
* bloedverdunners
* elektrische cardioversie, 
* ablatie, 
* mini-MAZE operatie
* hartoorsluiting
* pacemaker implantatie

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Angiotensine-I
Angiotensine-II
Renine
Aldosteron

Slide 17 - Sleepvraag

Waar hoort het ACE enzym te staan?
Hoe werken dan ACE remmers?
Waar werken Angiotensinereceptorblokkers op?
Hartmedicatie
Welke categorieën hartmedicatie zijn er?
  • Diuretica: hartfalen, hypertensie, diabetes(?)
  • Nitraten: angina pectoris
  • Bètablokkers: angina pectoris, hypertensie, hartritmestoornissen 
  • Calciumantagonisten: angina pectoris, hypertensie
  • Hartglycosiden: hartfalen, hartritmestoornissen
  • Anti-aritmica: hartritmestoornissen
  • ACE-remmers/AT1-antagonisten: hartfalen, hypertensie

Slide 18 - Tekstslide

Diabetes = suikerziekte. De glucose stofwisseling is verstoord. Diabetes is een risico factor voor hart- en vaatziekten omdat de aterio sclerose sneller gaat dan bij mensen zonder diabetes.

Hoge concentraties bloedglucose versnellen de vorming van stuggere vaatwanden. Hierdoor ontstaan er sneller scheurtjes en blijft de plaque hangen.

Diuretica vermindert druk op de vaten door meer uitstroom – minder belasting hart en vaten, men wil de kans zoveel mogelijk verkleinen dat de vaten slechte delen/ scheuren gaan vertonen.

Naamgeving hartmedicatie
Onthoud de volgende ezelsbruggetjes:
  • Nitraten: bevat nitro-/nitraat
  • Bètablokkers: -lol
  • Calciumantagonisten: vaak -pine (niet altijd)
  • ACE-remmers: -pril
  • Angiotensinereceptorblokkers: -sartan

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen HVZ (1)
Hartglycosiden: Bij ritmestoornissen en hartfalen
  • Verbetert de pompkracht van het hart en daardoor
rustige en regelmatige hartslag.
  • Bijwerkingen: Hoofdpijn, diarree, overdosering
(Smalle therapeutische breedte)
  • Voorbeeld: Digoxine

Slide 20 - Tekstslide

Kans op overdosering
Hartglycosiden worden door de nieren uitgescheiden. Bij oudere mensen neemt de nierfunctie af, waardoor de risico’s dan extra groot zijn.
De giftigheid van digoxine neemt toe in combinatie met bepaalde plasmiddelen. De meeste plaspillen verlagen namelijk de hoeveelheid kalium in het bloed. Een tekort aan kalium maakt de hartspier extra gevoelig voor digoxine. (gevaar voor overdosering) met als klachten hoofdpijn en diarree. (Bij deze klachten en gebruik digoxine: altijd HA contact)

Medicijnen HVZ (2)
Nitraten: Bij angina pectoris
  • Hebben een vaatverwijdende werking
  • Voorbeelden:
    Sublinguaal,  spray in de mond  en tabletten (isosorbidenitraat)/ spray of pleister (Nitroglycerine) 
  • Bijwerkingen: Rood gezicht, hoofdpijn, orthostatische hypotensie

Slide 21 - Tekstslide

Nitroglycerine kan mbv pleisters via de huid worden toegediend. De pleisters bevatten nitroglycerine die in kleine doses wordt afgegeven. Een probleem is dat het lichaam went aan de nitraten. Daarom wordt om gewenning tegen te gaan aangeraden om in de nacht (minder kans op aanval) geen pleister te gebruiken.
Bij een onderhoudsbehandeling wordt om bovenstaande reden aangeraden om de laatste dagdosis vlak na avondeten te nemen en dan de pleister te verwijderen.
Bijwerkingen: hoofdpijn, rood gezicht, orthostatische hypotensie (kortdurend duizelig bij overeind komen)

Medicijnen HVZ (3)
Diuretica/plastabletten: Bij hartfalen en hypertensie
  • Zorgt voor vermindering van bloedvolume
  • Bijwerking: orthostatische hypotensie
  • Voorbeelden: furosemide, bumetanide, 
    hydrochloorthiazide, chloortalidon en
    spironolacton.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen HVZ (4)
Bètablokkers: Bij angina pectoris, hypertensie en hartritmestoornissen
  • Verlagen hartfrequentie en weerstand van bloedvaten
  • Bijwerkingen: koude handen/voeten, orthostatische hypotensie, moeheid
  • Voorbeelden: atenolol (vaak gebruikt in combi met chloortalidon), 
    bisoprolol, metoprolol

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen HVZ (5)
Calciumantagonisten: Bij angina pectoris en hypertensie
  • Minder samentrekking hart- en bloedvatspiercellen
  • Minder sterke samentrekking hart en lagere bloeddruk
  • Bijwerkingen: hoofdpijn, oedeem, rood gezicht, orthost. hypotensie en verergering bij maagklachten.
  • Voorbeelden: amlodipine, nifedipine


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen HVZ (6)
ACE-remmers: Bij hartfalen en hypertensie
  • Werkt via de nieren: minder bloedvolume en meer verwijding bloedvaten
  • Bijwerking: prikkelhoest
  • Voorbeelden: Enalapril, Captopril en Lisinopril

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen HVZ (7)
Angiotensinereceptorblokkers: Bij hartfalen en hypertensie
  • Werkt via de nieren: blokkeren de werking van Angiotensine-II. Waardoor er geen bloedvatvernauwing ontstaat en er geen water en zout wordt vastgehouden met als gevolg dat de bloeddruk daalt. 
  • Bijwerking: geen belangrijke 
  • Voorbeeld: Candesartan
  • Vaak in combinatie met diuretica

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartmedicatie (8)
Anti-aritmica: Amiodaron
  • Vaak in combinatie met antistolling
  • Laat hart langzamer en regelmatiger kloppen
  • Zijn NIET in staat om de oorzaak weg te nemen


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

weet je nu..
Wat houdt het RAAS-systeem in?

Welke medicijnen werken op het RAAS-systeem?

Wat is de belangrijkste bijwerking van deze medicijnen?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies