Stijlfiguren

Stijlfiguren
Trucjes met taal die worden gebruikt om een tekst levendiger, interessanter of overtuigender te maken voor een lezer of luisteraar.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren
Trucjes met taal die worden gebruikt om een tekst levendiger, interessanter of overtuigender te maken voor een lezer of luisteraar.

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak
Figuurlijk taalgebruik, waarbij je een beeld gebruikt om iets duidelijk te maken. Het object (wat het echt is), wordt in de zin vervangen voor een beeld (iets wat op het object lijkt). Dat kan door bijvoorbeeld een vergelijking, metafoor of personificatie.



Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak - vergelijking
Beeldspraak waarbij iet s wat er echt is (het object), vergelijkt met iets anders wat erop lijkt (het beeld). Object en beeld worden met elkaar vergeleken, zoals:
- Jaap (object) ging er als een haas (beeld) vandoor.
- Hij (object) was zo trots als een pauw (beeld).
- Dit kind (object) is zo groen als gras (beeld).

Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak - metafoor
Beeldspraak waarbij  het object wordt vervangen door het beeld, zonder dat je het uitlegt. Bijvoorbeeld:
- Hoge bomen vangen veel wind. 
'Hoge bomen' staat voor mensen, 'wind' staat voor kritiek/commentaar
- Het schip der woestijn eet doorgaans weinig. 
'Het schip der woestijn' staat voor een kameel


Slide 4 - Tekstslide

Beeldspraak - personificatie
Beeldspraak waarbij iets niet-menselijks (een voorwerp, plant, dier of abstract begrip zoals een emotie) een menselijke eigenschap krijgt, bijvoorbeeld:
- De zon streelt mijn wang. 
De zon is een personificatie, kan niet strelen zoals een mens.
- De droge mond smacht naar water.
De mond is een personificatie, en kan niet echt smachten.



Slide 5 - Tekstslide

Herhaling
Je herhaalt bepaalde woorden om iets te benadrukken, bijvoorbeeld:
- Plus geeft meer, veel meer.

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstelling
In de zin zet je woorden die het tegenovergestelde van elkaar betekenen, om zo de nadruk erop te leggen, bijvoorbeeld:
- Vierkant in de fles, rond op de tong.



Slide 7 - Tekstslide

Opsomming
Er worden dingen opgesomd om er de nadruk op te leggen, bijvoorbeeld:
- Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.

Er zijn verschillende soorten opsommingen, bijvoorbeeld: een drieslag, een climax of een omgekeerde climax


Slide 8 - Tekstslide

Opsomming - Drieslag
Een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen, bijvoorbeeld:
- Bloed zweet en tranen
- Ter land, ter zee en in de lucht


Slide 9 - Tekstslide

Opsomming - Climax
Een steeds sterker wordende reeks, bijvoorbeeld:
- Je hebt, goed, je hebt beter, je hebt best


Slide 10 - Tekstslide

Opsomming - omgekeerde climax

Een steeds zwakker wordende reeks, bijvoorbeeld:
 - Vorige week zag ik een fantastische film, nou ja, hij was mooi, ach, best wel goed eigenlijk.


Slide 11 - Tekstslide

Hyperbool
Een hyperbool gebruik je als je erg overdrijft, bijvoorbeeld:
- We hebben ons kapot gelachen

Je bedoelt dat je erg hebt gelachen, maar bent natuurlijk niet kapot gegaan.


Slide 12 - Tekstslide

Understatement
Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder groot of belangrijk is dan het in werkelijkheid is.
- Lieke Martens kan een aardig balletje trappen.

Ze is een van de besten van de wereld, dus ze kan wel meer dan een aardig balletje trappen.


Slide 13 - Tekstslide

Eufemisme
Je zegt de dingen zo, dat ze minder hard of erg overkomen. Dit doe je vaak om een pijnlijke situatie te verzachten of te voorkomen dat je iemand kwetst.
- Hij gaat creatief om met de waarheid.

Eigenlijk zeg je dan gewoon dat hij liegt.

Slide 14 - Tekstslide

Stijlfouten
Een (meestal onopzettelijke) verkeerde afwijking van de regel.

Slide 15 - Tekstslide

Pleonasme
Een eigenschap van een zaak of persoon wordt nogmaals duidelijk omschreven door een toevoeging van een ander woord. Je zegt dan eigenlijk twee keer hetzelfde, bijvoorbeeld:
- Een ronde cirkel. (een cirkel is altijd rond)

Soms wordt het bewust gedaan, maar meestal is een pleonasme een stijlfout.

Slide 16 - Tekstslide

Tautologie
Twee woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen. Soms zijn ze goed, als ze bewust gebruikt worden:
- Nooit ofte nummer en Schots en scheef

Meestal zijn het stijlfouten, omdat het per ongeluk fout gedaan wordt:
- De rechtstreekse uitzending toonde live-beelden van de wedstrijd.
- Natuurlijk hebben wij daar vanzelfsprekend van genoten.

Slide 17 - Tekstslide