NEDERLANDS LIDWOORDEN (oké)

de / het / een / --
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

de / het / een / --

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden maak je met DE?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden moeten met HET?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

milieu
A
het
B
de

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

beroepen
A
het
B
de

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

taak
A
het
B
de

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

examen
A
het
B
de

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

opdracht
A
de
B
het

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verslag
A
de
B
het

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als je het lidwoord niet weet?

Slide 10 - Open vraag

opzoeken
vragen
gokken voor de 
KIES:  de / het / een / --
oefening 1

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zit ..... kat in de boom.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.... kat is bruin met zwart.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw, mag ik u .... vraag stellen?
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Abdi werkt met .... kinderen
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Azeb heeft .... dochter van 3 jaar.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week is .... bruiloft van mijn neef.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij hebben .... problemen met onze auto.
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als ik vrij ben, lees ik graag .... boek.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik geef ... feest.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.... feest is voor mijn verjaardag.
A
Een
B
De
C
Het
D
--

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De reis duurt .... uur.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vrienden gaan .... groot huis kopen.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.... huis is erg mooi.
A
Een
B
De
C
Het
D
--

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij .... schilderijen in je huis?
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Yowan koopt elke zaterdag .... fruit op de markt.
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samir gaat naar de supermarkt en koopt .... appel.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een, de, het
oefening 2; kies het goede woord

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We moeten morgen .... toets maken.
A
een
B
de
C
het
D
----

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar vertrekt .... trein naar Amersfoort?
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Asmeret zit in .... klas van Samir
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Marisol heeft .... rode auto.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland is .... klein land.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nina woont in Zwolle, in .... Stationsstraat.
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga vanavond .... mooie film kijken.
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Emma neemt .... pillen tegen de pijn.
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samer heeft .... klein hondje.
A
een
B
de
C
het
D
--

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij eet graag .... chocola.
A
een
B
de
C
het
D
---

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies