1K - Cursus 4 herhaling

Welkom!
Pak vast je spullen voor Nederlands
Begin vast met lezen
timer
10:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak vast je spullen voor Nederlands
Begin vast met lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Cursus 4
Taal
Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:
- Lesdoel
- Uitleg
- Samen opdrachten maken

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Deze les krijg je herhaling ter voorbereiding op de toets.

Slide 4 - Tekstslide

Formeel en informeel
Formeel = taal die je gebruikt in serieuze situaties. = sollicitatiegesprek, gesprek met docent/directeur/baas/dokter/politie.
Informeel = taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent = appje, briefjes, berichten of gesprek met familie/vrienden/kennissen.





Slide 5 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk
Letterlijk = taal waarmee je precies bedoelt wat er staat.
Figuurlijk = taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat. Je overdrijft wat of dikt hetgeen wat je bedoelt aan.



Slide 6 - Tekstslide

Begrippen bij beeldtaal
Beeldtaal = taal in beelden waardoor je snel weet wat er bedoeld wordt waarmee je een groot publiek bereikt.
Pictogram = symbool/eenvoudig plaatje wat tekst vervangt.
Emoji = plaatje wat je in een app gebruikt om iets duidelijk te maken.
Lichaamstaal = taal waarbij je je lichaam gebruikt.
Gebarentaal = Met je handen maak je gebaren om te "praten".




Slide 7 - Tekstslide

Dyslexie
Het niet goed kunnen lezen en schrijven van letters, woorden en zinnen, doordat de informatie niet goed wordt verwerkt in de hersenen.

Je kan dan moeite hebben met het verbinden van een letter met een klank, met de volgorde van klanken in een woord of met het verschil tussen klanken die hetzelfde klinken, letters omdraaien in een woord, enz.

Slide 8 - Tekstslide

Formeel of informeel?

"Kom een keertje langs."
A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quizvraag

Formeel of informeel?

"Zou u mij informatie willen sturen over Greenpeace voor mijn spreekbeurt?"
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quizvraag

Formeel of informeel?
"Ik zou het zeer op prijs stellen, als je me een bezoek zou willen brengen."
A
Formeel
B
Informeel

Slide 11 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk?
Letterlijk
Figuurlijk
Daar valt geen touw aan vast te knopen.
Je komt nog te laat.
Hij is erg dom.
Ze praat als een kip zonder kop.
Ik heb jeuk onder mijn knie.

Slide 12 - Sleepvraag

Wat betekent dit pictogram?
A
WC deze kant op.
B
Nooduitgang.
C
Rennen deze kant op.
D
Pakketje hier ophalen.

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent het volgende symbool?
A
40 graden is het water in het zwembad
B
40 liter in het bad
C
40 graden wassen
D
maximaal 40 kledingstukken.

Slide 14 - Quizvraag

Waar staat dit symbool (bliksem) voor?
A
Pas op, bliksem!
B
Pas op, gevaar!
C
Pas op, het wordt slecht weer!

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent het volgend symbool?
A
Lauw strijken
B
Niet strijken
C
Wegen
D
Kopiëren

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool uit de kijkwijzer?
A
Niet spugen.
B
Er wordt geschreeuwd.
C
Pas op, er wordt gekotst.
D
Grof taalgebruik.

Slide 17 - Quizvraag

Dyslexie kan erfelijk zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Mensen met dyslexie zijn vaak niet creatief.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Kinderen met dyslexie hebben moeite om het verschil tussen klanken te horen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Bij dyslexie draaien sommige mensen letters om.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wetenschapper Albert Einstein had ook dyslexie.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Te doen:
- Samen tekst 1 lezen
- Maken opdracht: 1 t/m 3

Klaar? 
- Werken aan een ander vak

Slide 23 - Tekstslide