Begrijpelijk formuleren Kern Hoofdstuk 11 HV4

Planning
  • Boekverslagen?
  • Formuleren en spelling:  getoetst adhv schrijfopdracht (in de les) 
  • Nu: Begrijpelijk formuleren, hoofdstuk 11, 70-71 handboek
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Planning
  • Boekverslagen?
  • Formuleren en spelling:  getoetst adhv schrijfopdracht (in de les) 
  • Nu: Begrijpelijk formuleren, hoofdstuk 11, 70-71 handboek

Slide 1 - Tekstslide

Begrijpelijk formuleren

Slide 2 - Woordweb

Begrijpelijk formuleren. Let op: 
1. Maak de zinnen niet te lang;
2, Zet de kern van de zin bij elkaar;
3. Vermijd de "tangconstructie";
4. Vermijd het gebruik van de lijdende vorm;
5. Vermijd (onnodig) lastige woorden en (ingewikkelde) uitdrukkingen;
6. Vermijd het gebruik van naamwoordstijl. 

Slide 3 - Tekstslide

Zet de kern van de zin bij elkaar
De kern van een zin bestaat uit het onderwerp en het gezegde
De lezer zoekt (onbewust) altijd naar de kern van de zin. Zorg dus dat de kern van de zin vooraan staat en dat de kern bij elkaar staat. 
Bijvoorbeeld: Om te voorkomen dat ze zich in de winter tijdens de lockdown somber en moe voelen door het tekost aan licht en inspiratie, krijgen sommige mensen hulp aangeboden. 

Slide 4 - Tekstslide

Tangconstructie
In een tangconstructie zijn woorden die bij elkaar horen, gescheiden door een lange uitleg. 
Bijvoorbeeld: Sommige mensen durven een jurk die ze op internet hebben gekocht, nadat ze hem gedragen hebben op een feestje, zonder blikken of blozen terug te sturen naar de winkel.
Beter is: 
Sommige mensen kopen een dure jurk op internet, dragen hem op een feestje en durven hem daarna zonder blikken of blozen terug te sturen naar de winkel. 

Slide 5 - Tekstslide

Lijdende vorm
In een actieve zin is meteen duidelijk wie de handeling verricht: Bijvoorbeeld: Door de hele stad werd vlaggen opgehangen. 
In een passieve zin, of lijdende vorm, wordt niet genoemd wie de handeling verricht. 
Bijvoorbeeld: In de hele stad hingen vlaggen. 
Een actieve vorm leest vaak prettiger. 

Slide 6 - Tekstslide

Vermijd (onnodig) lastige woorden
In het Nederlands kan je eindeloos veel samenstellingen maken. Dat is grammaticaal niet verkeerd, maar het leest niet altijd prettig.
Bijvoorbeeld: banketbakkersbenodighedenimporteur.
Je kunt ook beter gangbare woorden gebruiken, in plaats van een moeilijker synoniem.
Bijvoorbeeld: gebruik 'maar' in plaats van 'echter', 'verminderen' in plaats van 'reduceren' enz

Slide 7 - Tekstslide

Let op verhaspelingen
Bij het gebruik van uitdrukkingen, gaat het ook wel eens mis: dan gebruiken mensen twee uitdrukkingen door elkaar.
Bijvoorbeeld: 
Hij irriteert zich aan het feit dat hij dat gerecht overnieuw moet maken. Hij irriteert zich = fout. Het irriteert hem of Hij ergert zich.
Overnieuw = fout. Het is of over of opnieuw

Slide 8 - Tekstslide

Vermijd de naamwoordstijl
Bij de naamwoordstijl maak je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord, met een lidwoord ervoor. 
Bijvoorbeeld: Het lezen van boeken is een gewoonte die veel scholieren achterwegen laten. 
Beter is: Veel scholieren lezen geen boeken meer. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat zegt de koning? Troonrede 2020
  • Perspectief voor de toekomst begint altijd in het hier-en-nu. Dat is de spiegel die de volwassenen van morgen voorhouden aan de volwassenen van vandaag.
  • Goede mobiliteit schraagt de economie.
  • De internationale gevolgen van de coronacrisis kunnen moeilijk worden overschat, niet in economisch en niet in geopolitiek opzicht. 

Slide 10 - Tekstslide

We moeten nu al kijken naar de toekomst.
Dat is de boodschap die jongeren meegeven aan volwassenen.

Slide 11 - Open vraag

Goede mobiliteit schraagt de economie.

Slide 12 - Open vraag

De internationale gevolgen van de coronacrisis kunnen moeilijk worden overschat, niet in economisch en niet in geopolitiek opzicht.

Slide 13 - Open vraag

Wat is de contaminatie (verhaspeling) ?
De conrector zou dat even nachecken.

Slide 14 - Open vraag

Benoem de contaminatie.
We zullen de wond goed moeten ontreinigen.

Slide 15 - Open vraag

Benoem de contaminatie. Zijn vader vond dat jij je eigen boontjes moest regelen.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

Welke contaminaties/verhaspelingen en andere taalmissers hoorde je in dit fragment?

Slide 18 - Open vraag

De vliegende panters
  • Bekijk het fragment nogmaals en haal zoveel mogelijk fouten eruit. 
  • Welke fouten vind je eigenlijk mooier dan de juiste variant?
  • Bedenk zelf een aantal van deze verhaspelingen (contaminaties).

Slide 19 - Tekstslide

  • Universeel gevoel
  • Gevoel van opportunisme
  • Grote steelpan
  • Sterren in de vorm van een beertje
  • Niet meer als een druppel in een hooiberg
  • Buitenlandse wezens
  • Ovulatietheorie van Darling
  • Afstammen van de ventielen
  • Zuidelijk Afrika

  • Culinaire oorlog
  • Dat kost duur
  • Ziekte van Alcaselzer
  • Is ze aan het demonteren?
  • Botfactuur
  • Arm in een Nutella
  • Valuminium innemen
  • Aan het confuus
  • Je gaat het revalideren
  • Het blijft een ministerie
  • Vaccinerend eigenlijk

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk 
Voor de volgende les: 
Maken opdracht 2, bladzijde 70 oefenboek;
Maken opdracht 7, bladzijde 72-73 oefenboek


Slide 21 - Tekstslide