Nieuw Nederlands les V1 28-9

Onderwerp en persoonsvorm
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onderwerp en persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

Hij loopt naar school.
Wat is het onderwerp
A
hij
B
loopt
C
naar
D
school

Slide 2 - Quizvraag

Morgen drinken wij samen een kopje thee.
Wat is het onderwerp?
A
morgen
B
drinken
C
wij
D
een kopje thee

Slide 3 - Quizvraag

Mijn moeder koopt een nieuwe jurk.
Wat is de persoonsvorm?
A
mijn moeder
B
koopt
C
een
D
nieuwe jurk

Slide 4 - Quizvraag

Ga je mee naar de bioscoop?
Wat is het onderwerp?
A
ga
B
je
C
de
D
bioscoop

Slide 5 - Quizvraag

Ik bak een verse appeltaart.
Wat is de persoonsvorm?
A
ik
B
bak
C
een
D
appeltaart

Slide 6 - Quizvraag

Willem-Alexander is de koning van Nederland.
Wat is de persoonsvorm?
A
Willem-Alexander
B
is
C
de koning
D
van Nederland

Slide 7 - Quizvraag

Facebook wordt door heel veel mensen gebruikt.
Wat is het onderwerp?
A
Facebook
B
wordt
C
door heel veel mensen
D
gebruikt

Slide 8 - Quizvraag

Pietje heeft een 10 gehaald voor zijn toets.
Wat is de persoonsvorm?
A
Pietje
B
heeft
C
10
D
toets

Slide 9 - Quizvraag

Huiswerk nakijken opdracht

2 + 3

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2


1 Vaak / verslindt /een hamstermoeder / een aantal jongen uit haar nest.

ow = een hamstermoeder

2 Liggen / de tropen/ tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring?

ow = de tropen

3 Honden / kunnen /anders dan katten / behoorlijk grijs / worden / op hun oude dag.

ow =Honden



Slide 11 - Tekstslide

opdracht 2
4. Wil / een groepstudenten uit Heerlen / met een 3D-printer / een auto / produceren?

ow = eengroep studenten uit Heerlen

5 Doorgaans / worden/ de jongste kuikens van een zeearend / door hun oudere broers en zussen / uithet nest / gegooid.

ow = de jongste kuikens van een zeearend

6 Cabaretier Jochem Myjer / kan/ heel wat bekende Nederlanders / imiteren.

ow =Cabaretier Jochem Myjer



Slide 12 - Tekstslide

opdracht 3

1 Schaatsers / rijden / metklapschaatsen / per ronde / tienden van seconden (/) sneller.

ow =Schaatsers

2 Op zoek naar eten / breken/ beren / vaak / auto’s en caravans / open.

ow =beren

3 Volgens milieutechnici /kun / je / met een zuinige douchekop / veel water / besparen.
ow = je



Slide 13 - Tekstslide

opdracht 3

4 Zijn / de aardpolen /anders dan miljoenen jaren geleden / nu / permanent (/) bevroren?

ow = de aardpolen

5 Bij Body Worlds / worden / geprepareerde menselijke lichamen / getoond.

ow =geprepareerde menselijke lichamen

6 Welk woord / zou / in hetNederlands / het meest / gebruikt worden?

ow = Welkwoord



Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 4 (blz. 29)

Hieronder staan vier zinsdelen cursief gedrukt:
de film De storm – de zoon van de burgemeester – een lieve hond – jullie 


1. Bedenk met elk van de vier zinsdelen twee zinnen, a en b. In de ene zin is het zinsdeel het onderwerp van de zin, in de andere niet. Varieer de volgorde.
2. Wissel je zinnen uit met die van een klasgenoot. Laat je klasgenoot vaststellen in welke zinnen het zinsdeel het onderwerp is.



Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 4 bespreken


Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk opdracht 5

De persoonsvorm en het onderwerp staan in zinnen meestal naast elkaar, maar in de onderstaande zin niet. Bedenk nog drie zinnen waarin persoonsvorm en onderwerp niet naast elkaar staan.



Slide 17 - Tekstslide