Woorden 1.5

Woorden 1.5
- Je leert twintig nieuwe woorden gebruiken
- Je leert wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden 1.5
- Je leert twintig nieuwe woorden gebruiken
- Je leert wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kom jij achter de betekenis van een onbekend woord?

Slide 2 - Open vraag

Welke uitdrukkingen hoor jij zelf vaak of hoor je je vrienden zeggen?

Slide 3 - Woordweb

Bekijk de woordenlijst op blz. 39
- Leg je schrift over de betekenis
- Kun je de betekenis (ongeveer) bedenken Zet er dan een kruisje achter
- Kun je een zin bedenken waarin je het woord gebruikt? Zet er dan nog een kruisje achter
- Klaar? Kies vier woorden waar je een kruisje bij hebt staan en maak vier verschillende, volledige zinnen 
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Samen tekst 1 lezen blz. 41
- maken; 4, 5, 6
- leer de woorden op blz. 39 (wrts.nl / woordkaartjes/ bedenk ezelfsbruggetjes)
- oefen met de woordtrainer
- overhoor de woorden met je buurman/buurvrouw 

Slide 5 - Tekstslide

Les 2 woorden
- Je leert twintig nieuwe woorden gebruiken
- Je leert wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn 

Slide 6 - Tekstslide

Welke woorden weet je nog uit de
woordenlijst van de vorige les?

Slide 7 - Woordweb

- Lezen tekst blz. 42
- maken 8, 9, 14bc

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een voorvoegsel? Leg uit en geef een voorbeeld.

Slide 9 - Open vraag

Wat is een achtervoegsel? Leg uit en geef een voorbeeld.

Slide 10 - Open vraag

Leg het verschil uit tussen samenstellingen en woorden met een voor- of achtervoegsel.

Slide 11 - Open vraag

Les 3 woorden 

Slide 12 - Tekstslide

In de leertekst staat: Voor- en achtervoegsels geven een andere betekenis aan het woord. Leg dit aan elkaar uit. 
timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide