Maatschappijleer 4.2

4.2 cultuur en identiteit
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.2 cultuur en identiteit

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat deze paragraaf over?
  • Cultuur aanleren
  • Culturen ⇾ deel van persoonlijkheid
  • Oordelen over gelijkwaardigheid van culturen
      Waarin verschillen culturen van elkaar?
  • Quiz! Winnaar krijgt een chocolade reep!

Slide 2 - Tekstslide

4.2.1 Hoe wordt cultuur overgedragen?
  • Groepen en culturen bepalen deels wie je bent 
  • Socialisatie = waarden, normen en cultuurkenmerken neem je over van groepen waar je bij hoort 
  • → Aanpassing van individu door de omgeving 
  • Socialiserende instituties = groepen en organisaties die waarden, normen en gewoonten overdragen
  • Sportclubs, actiegroepen, overheid, media 
  • Dingen die je vaak ziet als norm beschouwen 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een plek waar geen socialisatie plaats vind?
A
School
B
Vriendengroep
C
Alle antwoorden zijn correct
D
Gezin

Slide 4 - Quizvraag

Manieren van socialisatie

  • Socialisatie door imitatie 
  • Door informatie = regels school/sportclub/gezin 
  • Door sociale controle = manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen om zich aan geldende nomen te houden. 
  • Sancties 
  • Negatief formeel = boete, negatief informeel = iemand aanspreken op een racistische grap.
  • Positief formeel= diploma, positief informeel =compliment

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor soort sanctie is het als je door een docent er op wordt aangesproken als je je telefoon gebruikt?
A
negatief informeel
B
positief informeel
C
negatief formeel
D
positief formeel

Slide 6 - Quizvraag

internalisatie
  • socialisatie → internalisatie 
  • internalisatie = je gedragen naar hoe je omgeving dit van je verwacht 
  • automatisch gedrag = mensen begroeten, rechterkant van de weg fietsen
  • geen internalisatie → cultuurverandering (mensen gedragen zich niet naar de norm) 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe noem je het als je niet je hand uitsteekt tijdens het fietsen?
A
Internalisatie
B
Cultuurverandering
C
Onbeschoft
D
Semiautomatisch gedrag

Slide 8 - Quizvraag

Identiteit
  • Persoonlijke identiteit hangt samen met sociale identiteit 
  • Persoonlijke identiteit = het beeld dat iemand van zichzelf heeft
  • Sociale identiteit = het deel van je zelfbeeld dat is afgeleid van de groepen/culturen waarmee je je verbonden voelt
  • Meerdere = Nederlands, Alkmaarder, student enz
  • Identiteit = Combinatie van aangeleerde kenmerken en aangeboren eigenschappen 

Slide 9 - Tekstslide

Wat voor soort identiteit is het als:
je een leerling bent van het dalton?
A
Sociale identiteit
B
Persoonlijke identiteit
C
Allebei
D
Geen identiteit :)

Slide 10 - Quizvraag

4.2.2 Waarin verschillen culturen?
  • Cultuur is dynamisch en verschilt per tijd, plaats en groep.  
  • Cultuur werd door Socioloog Geert Hofstede in verschillende dimensies onderscheiden: 
  • Grote versus kleine machtsafstand
  • Individualisme versus collectivisme   
  • Masculiniteit versus feminiteit 
  • Lage onzekerheidsvermijding versus hoge onzekerheidsvermijding
  • Gerichtheid op de lange termijn versus de korte termijn
  •  Soberheid versus hedonisme

Slide 11 - Tekstslide

Grote versus kleine machtsafstand
Het beschrijft de mate waarin minder machtige leden van een groep of samenleving accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is. Denk bijvoorbeeld aan de machtsrelatie tussen ouders en kinderen of leraar en leerlingen.  
In een cultuur waarbij machtsafstand groot is gehoorzaamheid en volgzaamheid belangrijk. (Aziatische landen of landen in het Midden-Oosten) 
Bij een kleine machtsafstand is mondigheid en assertiviteit belangrijk. (Noordwest-Europese landen) 

Slide 12 - Tekstslide

Is er in India spraken van een grote machtsafstand of een kleine?
A
Groot
B
Klein
C
Middelmatig
D
Geen van allen

Slide 13 - Quizvraag

Individualisme versus collectivisme 

Dit beschrijft de mate waarin individuen zich deel voelen van groepen. Mensen zijn sociale wezens en gaan om met andere mensen.  

Als de belangen van het individu ondergeschikt ligt aan de groep is een land collectivistisch. Vaak landen met uitgebreide families, waar familiebanden heel sterk zijn. 

Als de belangen van het individu voorgaat is een land juist individualistisch. Het hebben van een eigen mening is vaak van groot belang 

In individualistische samenlevingen wordt er veel eigen initiatief verwacht en zijn de banden tussen mensen heel los.  

Slide 14 - Tekstslide

‘In individualistische samenlevingen wordt er veel eigen initiatief verwacht en zijn de banden tussen mensen heel strak.’ Is deze stelling juist?
A
Nee, onjuist.
B
Ja, juist.

Slide 15 - Quizvraag

Masculiniteit versus feminiteit 
  • Masculien = mannelijk, feminien = vrouwelijk. 
  • Masculiene samenleving → genderrollen vaak gescheiden. (mannen buitenhuis presteren, (vroeger tijd van jagen nu werkgerelateerd), vrouwen gezin zorgen/ huishouden )
  • sterkste of de beste → niet aardig 
  • Feminiene samenleving → overlappen de genderrollen, minder duidelijke grenzen (Mannen en vrouwen -> meer bescheiden zijn, gericht zijn op samenwerking en consensus, doen wat je leuk vindt.)
  • Verschilt per samenleving.
  • Manneminiene samenleving meer bescheiden zijn en moeten gericht zijn op samenwerking en consensus. De focus ligt hier ook meer op doen wat je leuk vindt.   

Slide 16 - Tekstslide

Welk land is het
meeste feministisch?
A
Nederland
B
Verenigde Staten
C
Duitsland
D
Marokko

Slide 17 - Quizvraag

Lage onzekerheidsvermijding versus hoge onzekerheidsvermijding
  • Manier waarop mensen in bepaalde culturen omgaan met onbekende situaties. 
  • Sterke onzekerheidsvermijding → strakke regels en stressvolle reacties.
  •  Deze culturen → alles wat anders is gevaarlijk is.  
  • Lage onzekerheidsvermijding → regels soepeler en het leven meer ontspannen 
  •  Nieuwe ideeën en mensen →  geaccepteerd en nieuwe onbekende als leuk en spannend ervaren. 

Slide 18 - Tekstslide

Gerichtheid op de lange termijn versus de korte termijn 
  • Lange termijngerichtheid -> streven naar een toekomstige beloning (volharding en spaarzaamheid).
  • --> Kinderen cadeaus ontwikkeling (microniveau)
  • ---> Zuinigheid met geld en later beloning 
  • Korte termijngerichtheid -> deugden zoals respect en traditie, gezichtsverlies en sociale verplichtingen. 
  • --> Kinderen cadeaus plezier (microniveau)
  • ---> Druk om geld uit te geven, status verhogen

Slide 19 - Tekstslide

Soberheid versus hedonisme
  • Soberheid en hedonisme gaat het in hoeverre mensen genieten en plezier maken van het leven. 
  • Hedonistische samenleving → genoeg mogelijkheden zijn om te ontspannen, "pluk de dag", balans werk en plezier, leven genieten met verantwoordelijkheid.
  •  Soberheid -> werk, netjes volgens de regels te leven, nu hard werken -> na de dood pas beloond worden, in vrije tijd plezier hebben gereguleerd moet worden door strikte sociale normen. 
  •  In landen waar het economisch goed gaat meer hedonisme. 

Slide 20 - Tekstslide

Wie heeft de cultuur in verschillende dimensies onderscheden?
A
Gerard Van Der Houten
B
Gerald Beenderen
C
Geert Hofstede
D
Geerdal Stadshuize

Slide 21 - Quizvraag

2 visies over culturen
- Er zijn verschillende meningen over de rangen van culturen (de ene beter dan de andere, gelijkwaardig) 

Cultuurrelativisme:  
-> Culturen zijn gelijk aan elkaar 
-> Gedrag van de leden van de cultuur alleen beoordelen naar de maatstaven van die cultuur 
Bijvoorbeeld: Uithuwelijking als normaal gezien in de cultuur? -> Tolerantie 

Cultuuruniversalisme: 
-> Universele waarden voor iedereen op de wereld 
Bijvoorbeeld: Kinderarbeid in cultuur als normaal gezien maar gaat tegen universele waarden in? -> veroordelen/ tegen optreden 
- Niet altijd ene of andere divisie -> Waarden en normen uit eigen groep  
--> Etnocentrisme  
- Cultuur verschillen hoeven geen probleem probleem te zijn, mits ze binnen de regels van de wet vallen.  

Slide 22 - Tekstslide

Hoe heet het als mensen onbewust of onbewust uit eigen waarden en normen redeneren over een cultuur?
A
Etocentrisme
B
Entocentrisme
C
Etnocentrisme
D
Enocentrisme

Slide 23 - Quizvraag

Fragment Cultuurrevalisme
1.5 min
https://youtu.be/UVt3MaB_lvQ   

Slide 24 - Tekstslide

In het vorige filmpje zagen jullie Geert Wilders, die aan het praten was over mensen die alle culturen als gelijk zien. Wat is een benaming die past bij Geert Wilders als een tegenstander hiervan?
A
Een Etnocentrist
B
Geen van allen
C
Cultuurrelativist
D
Cultuuruniversalist

Slide 25 - Quizvraag

In een cultuur is de doodstraf heel normaal, vergeleken in andere culturen waar dit verboden is. Jan in deze situatie, accepteert dit als een onderdeel van de cultuurgroep. Welke visie heeft jan?
A
Cultuuruniversalisme
B
Empathische visie
C
Etnocentrisme
D
Cultuurrelativisme

Slide 26 - Quizvraag

Einde!
Zijn er nog vragen? 

Slide 27 - Tekstslide