In een stad wonen veel mensen. Er zijn veel winkels en scholen. In steden is veel verkeer, daardoor is er luchtvervuiling. Ook is het er vaak te heet en kan het regenwater niet goed wegstromen. Daar moeten we wat aan doen.
In 2006 woonde 50% van de wereldbevolking in een stad. In 2050 zal dat ongeveer 70 procent zijn. Mensen verhuizen meestal naar de stad omdat daar werk is. In de stad zijn veel woningen nodig, omdat de huishoudens hier kleiner zijn. Een huishouden is het aantal mensen dat samen in een huis woont. Want daar wonen meer jonge mensen die nog geen gezin hebben. Op het platteland leven mensen met grotere gezinnen. In arme landen wonen hele grote gezinnen op het platteland. Want de kinderen helpen zo mee om geld te verdienen. Het huishouden is er groter dan in de stad. Voor evenveel mensen zijn in de stad daarom meer woningen nodig dan op het platteland.
Slide 9 - Tekstslide
Theorie. Alles naar de stad
Verstedelijking is het verhuizen van inwoners van het platteland naar de stad toe.
In een stad zijn meer mensen op een kleiner oppervlak. Daarom zijn er meer wegen nodig, meer rioolbuizen en bijvoorbeeld meer stroomkabels voor elektriciteit. Al die verbindingen over land en water samen worden infrastructuur genoemd.
Infrastructuur in de stad is nodig voor vervoer van mensen, voedsel, elektriciteit, drinkwater, gas, en van afval(water). Alles komt bijna van buiten de stad. De dertig grootste steden van de wereld verbruiken 10 % van alle energie maar in die steden woont maar 7% van de wereldbevolking. 13% van al het afval op de wereld komt uit die megasteden. Daarom wordt er hard gewerkt aan oplossingen om energie te besparen en afval te verminderen.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Uitleg 2a: Hoe ziet de stad van de toekomst er volgens jou uit?
Jullie krijgen een wit blad, schrijf in het midden van je bladstad van de toekomst. Deel het blad vervolgens in op vier vakken:
Wonen
Werken
Infrastructuur
Voorzieningen
Schrijf bij elk onderwerp met kernwoorden hoe deze functie in jullie toekomstige stad eruit komt te zien.
Let op! Ik wil dat jullie bij elke functie gaan nadenken hoe je duurzame en klimaatvriendelijke oplossingen kan terugzien.
Je krijgt 15 min de tijd, daarna gaan we het klassikaal bespreken.
timer
15:00
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag!
Ga naar it's learning en open de planner.
Onderstreep en maak nu opdracht:
BBL &KGT opdracht 1a,2abc,3,5,6.
1a en opdracht 5 doen we samen.
Slide 14 - Tekstslide
Afronding les 1. Kan je:
Uitleggen wat een stad is.
De 4 problemen van een stad noemen.
Uitleggen wat verstedelijking betekent.
Slide 15 - Tekstslide
Les 2. Wat leer je?
In een stad is veel werk. Dat is goed. Een stad levert dus ook veel afval en heeft veel energie nodig. Dat kan duurzamer. Hoe? Je leert deze les wat recyclen is. En wat je kunt recyclen en wat de voordelen van recyclen zijn. Ook kan je straks uitleggen wat het verschil is tussen energie en elektriciteit. Je leert een nieuwe economische term: kringloopeconomie of donuteconomie.
Kan je al 3 voorbeelden geven van van luchtvervuiling? Ooit gehoord van fijnstof?
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Energie
Energie in de stad (huizen, fabrieken, voorzieningen enz.) komt grotendeels uit fossiele energiebronnen (gas, olie, steenkool). Nadeel het raakt op en het slecht voor het milieu (co2 uitstoot -> versterkt broeikaseffect)
We gaan steeds meer onze duurzame energiebronnen gebruiken om bijvoorbeeld het huis te verwarmen of te koken.
Slide 18 - Tekstslide
Duurzame energie Nederland
In NL wordt duurzame energie opgewekt uit de wind, zon en aardwarmte.
Slide 19 - Tekstslide
Zonne energie
Met zonne-energie wekken we elektriciteit op en verwarmen we water.
Zonnepanelen zetten zonne-energie om in elektriciteit.
Voor en Nadelen
Voor en nadelen
+Duurzaam en schoon
-Hoge kosten
-afhankelijk van de zon.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Windenergie
Windenergie wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit.
Voor en Nadelen
+Duurzaam en shoon
+ Nederland heeft veel wind
+kosten vergelijkbaar met fossiele energie
- horizonvervuiling
- betrouwbaarheid
Slide 22 - Tekstslide
Aardwarmte
Voor en Nadelen
+ Duurzaam en schoon
- Heel erg duur in Nederland
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Wie van jullie gebruikt thuis een vorm van groene energie?
A
Ja zonnepanelen
B
Ja groene stroom of aardwarmte
C
Nee niks
D
Nee maar willen wel
Slide 25 - Quizvraag
Restwarmte
Machines wekken ook energie ook. Er komt warmte vrij. Je kunt de restwarmte van bedrijven/ fabrieken/tuinbouw als warm water naar huizen pompen.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Aan de slag!
Ga naar it's learning en open de planner.
Omcirkel de opdrachten die je moet maken.
Opdracht 7,8,9,10,11,12.
*8a bbl 8b kbl hoef je er maar 2 te noemen.
Ga vervolgens aan de slag!
Vragen? Stel ze!
Slide 28 - Tekstslide
Blok 4 De stad van de toekomst les 3
Uitleg minder afval, minder luchtvervuiling
Zelfstandig werken
Slide 29 - Tekstslide
Minder afval
Steden zijn vol met mensen en bedrijven. Dus het levert veel afval. Je kunt afval storten, verbranden, maar ook recyclen.
Vroeger werd veel afval gestort (nadeel het kost ruimte en vervuild grondwater), nu wordt het meeste afval hergebruikt. Belangrijk is hierbij wel dat het afval gesorteerd wordt.
Recyclen is moeilijk bij producten die uit meerdere grondstoffen bestaan.
Slide 30 - Tekstslide
Kringloopeconomie
Ook plastic is lastig te recyclen. Plastic vergaat niet in de natuur, daarom maken overheden steeds meer regels om het gebruik van plastic te beperken.
Recyclen is de basis voor de kringloopeconomie. In zo'n economie maakt de fabrikant met zo weinig mogelijk grondstoffen een product. En hergebruiken we het afval.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Slide 33 - Video
Minder luchtvervuiling (stikstof)
Naast koolstofdioxide komt er ook stikstof vrij bij het verbranden van fossiele brandstoffen (stikstof komt ook veel vrij in de landbouw)
Stikstof zorgt voor verzuring van het milieu (zure regen). Schadelijk voor insecten, vogels en planten. Nadelig voor de voedselproductie, mensen met luchtwegklachten kunnen ook last van krijgen.
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Video
Minder luchtvervuiling (fijnstof)
Fijnstof zijn hele kleine, zwevende deeltjes stof en roet (smog).
Fijnstof ontstaat voornamelijk in het verkeer en de industrie. In stedelijke gebieden is het percentage hoog.
Fijnstof is schadelijk voor mensen die lucht inademen.
Steden proberen daarom het verkeer terug te dringen. Soms stellen ze Milieuzones in. Hier mogen alleen vervoersmiddelen met weinig schadelijke uitlaatgassen rijden. Ook het planten van groen kan helpen. Bomen filteren de lucht.
Slide 38 - Tekstslide
Chinese steden zuchten onder luchtvervuiling. Door de coronacrisis nam de concentratie fijnstof en NO2 in China fors af. beeld iStock
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Video
Slide 41 - Video
Welk gas komt het meest voor in de aardse atmosfeer?
A
stikstof
B
zuurstof
C
waterstof
D
Koolstofdioxide
Slide 42 - Quizvraag
Veel boeren protesteerden dit jaar tegen de stikstofmaatregelen. Welke uitspraak is NIET WAAR?
A
78% van de atmosfeer bestaat uit stikstof
B
Stikstof is een kleur- en geurloos gas
C
Fabrieken stoten de meeste stikstof uit
D
Stikstof in het Latijn is nitrogenium
Slide 43 - Quizvraag
Wat is een zure regen
A
regenwater dat zuur is geworden door kooldioxide
B
Regenwater dat zuur is geworden door stikstof en zwavel oxide gassen
C
Regenwater wat zuur is geworden door aardgas
D
Zure regen bestaat niet
Slide 44 - Quizvraag
wat is GEEN gevolg van zure regen?
A
afbrokkelen van gebouwen
B
klimaatverandering
C
vissterfte in oppervlaktewater
D
bomen gaan dood
Slide 45 - Quizvraag
Ook boven Nederland werd de lucht aanzienlijk schoner. Welke twee schadelijke stoffen werden tijdelijk tijdens de coronaperiode minder uitgestoten?
A
koolmonoxide en ammoniak
B
koolstofdioxide en stikstofdioxide
C
ozon en stikstof
D
ammoniak en stikstofdioxide
Slide 46 - Quizvraag
Vul de zin aan: Fijnstof is een verzamelnaam voor allerlei deeltjes die in de lucht zweven zoals; ...
A
Zand, stenen en water
B
Roetdeeltjes, zand en water
C
Aardolie, aardgas en steenkool
D
Roetdeeltjes, uitlaatgassen en zand
Slide 47 - Quizvraag
Uit welke bestandsdelen bestaat smog vooral?
A
Zuurstof, fijnstof
B
Ozon en fijnstof
C
uit sterrenstof en Co2
D
zuurstof en zwaveldioxide.
Slide 48 - Quizvraag
Wat is geen reden voor de matige kwaliteit van de woonomgeving in Nederland